nummer: 08/2775/TB
betreft: [klager] datum: 4 mei 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.P. Vroegh, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 21 oktober 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 27 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.P. Vroegh, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Justitie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van het FPC De Pompestichting (hierna: Pompestichting).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van
4 februari 1993 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Dit vonnis is bij uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van
23 juni 1993 bevestigd. Klagers tbs is op 8 juli 1993 aangevangen. Op 12 december 1994 is klager geplaatst in de Pompestichting. Klager is vervolgens op 17 november 2003 geplaatst in de Oostvaarderskliniek (voorheen: Flevo Future). Deze inrichting
heeft klager op 14 november 2006 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van 7 maart 2008 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de
longstayindicatie heeft kunnen komen.
Vervolgens is klager op 20 oktober 2008 gehoord over de voorgenomen plaatsing in een longstayvoorziening van de Pompestichting. De Staatssecretaris heeft op 21 oktober 2008 beslist klager in die voorziening te plaatsen.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager verblijft sinds vier maanden in de longstayvoorziening van de Pompestichting.
In de periode in 2003 die hij buiten de Pompekliniek woonde heeft hij een relatie gehad met een vrouw. In het laatste half jaar van die resocialisatieperiode ging het niet goed. Er waren spanningen op het werk en in zijn relatie. Hij heeft daarover met
zijn behandelaars gesproken. Het incident vond plaats in juni 2003 en klager is vervolgens weer in de inrichting geplaatst. Pas bij het onderzoek van [psycholoog] is naar voren gekomen dat klager een autistiforme stoornis heeft. Volgens klager is hij
in
de kliniek niet op juiste manier behandeld, maar hij heeft wel altijd meegewerkt aan elke vorm van behandeling. Klager geeft aan geen pedofiel of pedoseksueel te zijn. Klager heeft zich in de tbs wel op het sociale vlak kunnen ontwikkelen en ook op
seksueel gebied is de behandeling succesvol geweest. Klager wil graag met begeleiding terug naar de maatschappij. Klager ervaart de situatie in een tbs-kliniek als stressvol. Tegen de angst heeft klager een tijd het middel Citapram gebruikt, maar dat
hielp niet. Inmiddels gebruikt klager weer het middel Rivotril. Klager legt een aantal stukken over die in het dossier zullen worden gevoegd.
De raadsvrouw verwijst naar de verlengingsbeslissing van het gerechtshof Arnhem van 7 juli 2008, waarin de getuige-deskundige [...] aangeeft zich wel te kunnen vinden in het rapport van [psycholoog] en in de conclusie dat een andere setting dan TBS
mogelijk is. De psychotherapeut [...] heeft klager al vijf jaar behandeld.
In genoemde verlengingsbeschikking heeft het gerechtshof overwogen dat het voor de toekomst van belang is te achten dat de nu definitief bevestigde diagnose ASS (al dan niet in combinatie met een persoonlijkheidsstoornis) bij de verdere invulling van
het traject en het onderzoek naar eventuele behandelmogelijkheden nadrukkelijk in ogenschouw wordt genomen en dat vanuit dat perspectief men blijft proberen met betrokkene tot overeenstemming te komen over de inhoud en voorwaarden van de verdere
behandeling.
Klager heeft brieven gestuurd naar diverse deskundigen ten aanzien van zijn hulpvraag over autisme. De raadsvrouw verzoekt een artikel van [psycholoog] in het tijdschrift Expertise en Recht, nr. 4 augustus 2008, bij de stukken te voegen.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager is gedurende ruim dertien jaar behandeld in diverse tbs-klinieken. Daaraan voorafgaand is klager langdurig behandeld en begeleid vanuit justitieel contact. Het behandelverloop kenmerkt zich door een zeer beperkt probleembesef, externalisatie,
gebrek aan behandelmotivatie, -samenwerking en -overeenstemming. Klagers problematiek is nog onverminderd aanwezig en het delictrisico wordt hoog ingeschat.
Het rapport van [psycholoog] is gebaseerd op informatie uit 2007. Op blz. 8 wordt gesteld dat klagers zelfinzicht gering is. Dit betekent een hoog delictrisico. De conclusie van [psycholoog] dat er sprake zou zijn van een laag recidiverisico en minder
ernstige delicten wordt niet gesteund door feiten. Wegens het vereiste hoge beveiligingsniveau is klager niet geschikt voor plaatsing in een GGZ-instelling.
Bij brief van 24 februari 2009 heeft het FPC De Oostvaarderskliniek een reactie gegeven op het rapport van De Ruiter van 14 mei 2008.
Er wordt in het rapport gewezen op wetenschappelijke gegevens betreffende de behandeling van autisme, maar er wordt in diezelfde passage (terecht) gesteld dat er nog geen vastgestelde behandeling voor autisme is. De diagnose autisme betekent dat nog
meer rekening moet worden gehouden met beperkingen van de patiënt, zoals het gebrek aan mogelijkheid tot inzicht in sociale interacties.
Op diverse gebieden is erin de loop van de tijd aandacht geweest in de behandeling van klager, zowel in het kader van de psychotherapie en psychiatrie, het sociotherapeutische leefklimaat, de dadergroep voor pedoseksuele delinquenten, en diverse
vaktherapieën. Het veelvuldige en ook persistente delictgedrag van klager kan niet alleen worden toegeschreven aan de ASS problematiek, vandaar de toevoeging op de AS I van de classificatie Pedofilie.
De behandeling in de Pompestichting is zeer adequaat geweest. Om de delictrecidive tegen te gaan is in de vorige kliniek stevig ingezet op het aanleren van adequaat seksueel gedrag en begeleiding van de relatie van klager.
Bij opname in de Oostvaarderskliniek is getracht om overeenstemming te bereiken met klager om het verlof weer te hervatten. Dit is uiteindelijk niet gelukt. De voornaamste reden voor de longstayaanvraag is dan ook dat de inrichting op de kortere
termijn
geen mogelijkheid ziet om tot een zodanige samenwerking met klager te komen dat het tot een onbegeleide verlofaanvraag zou kunnen komen.
Wellicht dat klager op termijn tot het besef zal komen dat investeren in de samenwerking met zijn behandelaars van belang is om verantwoord meer vrijheden aan te kunnen.
4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid komt een ter beschikking gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien hij conform
‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden heeft ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, het behandeltraject niet heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose
ongunstig is. Voorts dient er geen mogelijkheid te zijn tot plaatsing in de GGz vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.
Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 14 november 2006, het advies van de LAP van 7 maart 2008, welke naar het oordeel
van de beroepscommissie alle voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven in een longstayvoorziening, alsmede de op 2 en 31 augustus 2007 uitgebrachte
zesjaarsverlengingsrapportage, heeft de Staatssecretaris er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in De Oostvaarderskliniek niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle
criteria voor plaatsing op een longstayafdeling voldoet en dat derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.
Door klager en zijn raadsvrouw wordt verwezen naar het rapport van [psycholoog] van 14 mei 2008, waarin wordt geconcludeerd dat de behandeling die klager in het kader van de tbs heeft gekregen weinig adequaat is geweest. De Oostvaarderskliniek heeft
wel
de juiste diagnose gesteld, maar heeft verzuimd om een op klagers problematiek aangepaste behandeling toe te passen. Het recidiverisico van seksuele delicten bij klager wordt laag geacht.
De beroepscommissie overweegt dat klagers behandelverloop wordt gekenmerkt door een zeer beperkt probleembesef, externalisatie, een gebrek aan behandelmotivatie en samenwerking met de inrichting. De beroepscommissie is van oordeel dat het delictrisico
zowel op korte als middellange termijn als hoog moet worden ingeschat. Er zijn wel behandelinterventies mogelijk die de symptomen van de Autisme Spectrum Stoornis kunnen verlichten, maar in wetenschappelijke kringen is nog geen overeenstemming bereikt
over de meest aangewezen behandeling van deze stoornis. Voorts blijkt uit de eerdergenoemde rapportages van de onafhankelijk deskundigen [A en B], in het kader van de vordering tot verlenging van de tbs, dat bij klager niet alleen sprake is van een ASS
stoornis, maar ook van een pervasieve ontwikkelingsstoornis n.a.o., pedofilie en exhibitionisme. Beide deskundigen onderschrijven de mening van de inrichting dat behandeling niet langer zinvol is. Psychiater [B] is van mening dat het opnieuw ingaan van
een resocialisatietraject gericht op beschermd wonen in de maatschappij tot onaanvaardbare risico’s leidt. Vanuit de longstay kan een geleidelijke toekenning van (begeleide)vrijheden gestalte krijgen, aldus [B].
Het ontbreken van mogelijkheden om met klager tot samenwerking te komen over een onbegeleide verlofaanvraag wordt door de inrichting als voornaamste reden voor de longstayaanvraag genoemd. De inrichting heeft aangegeven dat klager wellicht op termijn
tot het besef zal komen dat investeren in de samenwerking met zijn behandelaars van belang is om verantwoord meer vrijheden aan te kunnen.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing omklager in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 4 mei 2009
secretaris voorzitter