Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0205/GB, 8 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/205/GB

Betreft: [klager] datum: 8 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 januari 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 27 maart 2009 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de BGG te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 8 februari 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis/ISD Zoetermeer. Op 23 december 2008 is hij overgeplaatst naar de BGG te Vught, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De overplaatsing naar de gevangenis BGG te Vught is niet onterecht maar klager wil nu aan zijn toekomst werken. Hij komt in september 2009 vrij. Klager heeft aan de MMD in Vught gevraagd of hij een opleiding mag volgen. Dat is niet mogelijk. Klager
moet
zelf een huis en werk regelen. Zonder opleiding ziet hij de toekomst somber in.
Klager is onder druk gezet om hasj mee te nemen. De directeur van de gevangenis/ISD Zoetermeer had klager toegezegd dat hij klager zou helpen om aan zijn opleidingstraject te blijven deelnemen, mits klager meewerkte aan het onderzoek. Dat is een
leugen,
aangezien klager alsnog is overgeplaatst naar de BGG. Klager deelt verder nog mee dat het regime van de BGG meevalt. Bij binnenkomst op de BGG heeft klager één rapport gehad wegens een positieve urinecontrole. Daarna heeft klager geen rapporten gehad.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Bij een celcontrole is een handelshoeveelheid softdrugs aangetroffen. Dit was aanleiding om klager voor te dragen voor een beperkt gemeenschapsgeschikten-regime (b.g.g.). Klager deelt mee dat de drugs voor eigen gebruik waren. Echter, klager is
verschillende keren getest op drugsgebruik en daaruit volgde steeds een negatieve uitslag. Dit impliceert dat klager geen drugs gebruikt. Klager is veroordeeld voor de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne en in de inrichting heeft hij zich wederom
ingelaten met de invoer, althans het voorhanden hebben van drugs. Indien klager zich goed gedraagt in de BGG te Vught, kan hij geselecteerd worden voor een vrijer regime.

4. De beoordeling
4.1. De BGG te Vught is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan.
Uit het selectieadvies van 17 december 2008 volgt dat klager na zijn verlof drugs heeft ingevoerd in de inrichting. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris het vorenstaande in redelijkheid heeft kunnen aanmerken als een
contra-indicatie voor een langer verblijf in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Derhalve kan de beslissing om klager over te plaatsen naar een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, ook al is er naar klager stelt thans
sprake van een positieve ontwikkeling bij klager, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 8 april 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven