Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0526/GB, 6 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:06-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/526/GB

Betreft: [klager] datum: 6 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Lieftink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 februari 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Alphen aan den Rijn, dan wel een andere gevangenis in de nabijheid van de woonplaats van de ouders van klager, afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 18 juli 2007 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de P.I. Schutterswei te Alkmaar.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat de medewerkers van het bureau selectie- en detentiebegeleiding positief hebben geadviseerd ten aanzien van het overplaatsingverzoek. Klager wil graag de laatste periode van zijn detentie geplaatst worden in een gevangenis in de
eigen regio. Zijn ouders wonen in Alphen aan den Rijn en klager heeft met hen een hechte band. Voor zijn ouders is het erg lastig hem te komen bezoeken in Alkmaar. Dat geldt temeer omdat klagers vader in verband met medische omstandigheden moeilijk in
staat is klager op te komen zoeken. Klagers vader moet worden geopereerd aan zijn oog. Namens klager wordt verwezen naar een eerdere uitspraak van de beroepscommissie, waar is bepaald dat een gedetineerde in beginsel in zijn eigen regio dient te worden
geplaatst. De selectiefunctionaris heeft dit beginsel niet gevolgd, terwijl hij geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die een afwijking van dat plaatsingsbeleid zouden kunnen rechtvaardigen. Dat geldt temeer nu klager weet dat een
medegedetineerde in dezelfde periode naar aanleiding van soortgelijke argumenten als die van klager wel is overgeplaatst naar een inrichting in zijn eigen regio.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van het verzoek en de onderbouwing daarvan is door de selectiefunctionaris advies ingewonnen bij de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Justitie. De Medisch Adviseur heeft aangegeven dat een overplaatsing op basis van de aan hem
beschikbare stukken op medische gronden niet is geïndiceerd. Bij de boordeling van het verzoek heeft de selectiefunctionaris de voor de respectieve inrichtingen geldende wachtlijsten vergeleken. Daaruit komt naar voren dat voor de gevangenissen van
Alphen aan den Rijn, Zoetermeer of Scheveningen zodanig lange wachtlijsten bestaan dat klager alleen al op grond van zijn einddatum van detentie niet in aanmerking komt voor overplaatsing naar een van die inrichtingen.
Voor zover door en namens klager is aangevoerd dat een medegedetineerde wel is overgeplaatst naar een andere inrichting, geldt dat die gedetineerde is overgeplaatst naar de gevangenis de IJssel te Krimpen aan den IJssel. Desgevraagd heeft klager
geantwoord dat hij geen belangstelling heeft voor een overplaatsing naar Krimpen aan den IJssel.

4. De beoordeling
Bij de plaatsing of overplaatsing van gedetineerden heeft de selectiefunctionaris, naast de persoonlijke belangen van de individuele gedetineerde, ook de algemene belangen in aanmerking te nemen. Bij die belangenafweging heeft de selectiefunctionaris
in
dit geval het algemeen belang, van een goede benutting van de beschikbare detentiecapaciteit, zwaarder laten wegen dan klagers persoonlijke belang van plaatsing in de regio van herkomst. De selectiefunctionaris mocht dat algemene belang zwaarder laten
wegen nu de wachtlijsten voor de inrichtingen van klagers voorkeur kennelijk zodanig lang zijn dat een daadwerkelijke plaatsing voorafgaand aan klagers einddatum van detentie niet waarschijnlijk is. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de op de
onder
3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt.

Hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht met betrekking tot bereikbaarheidsproblemen voor zijn ouders om hem te komen bezoeken, is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te komen. Daarbij rekent de beroepscommissie mee dat de
Medisch Adviseur heeft aangegeven dat er voor klagers vader geen sprake is van een zodanige beperking van medische aard, dat dit een andere beslissing zou kunnen rechtvaardigen.

Ook hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht omtrent ongelijke behandeling nu een medegedetineerde wel naar een inrichting in de eigen regio is overgeplaatst, maakt het oordeel van de beroepscommissie niet anders.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien brengt mee dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 april 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven