Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0756/GV, 16 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/756/GV

betreft: [klager] datum: 16 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 maart 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De politie heeft negatief geadviseerd, omdat zij bang is dat klager ruzie zal maken met zijn echtgenote. Zijn echtgenote heeft echter aangegeven dat klager bij haar welkom is tijdens zijn verlof. Het
TR-advies mag dan negatief zijn, maar dat hoeft volgens eerdere uitspraken van de beroepscommissie geen belemmering te zijn voor het verlenen van algemeen verlof. Dat geldt temeer nu aan klager is medegedeeld dat hij zijn TR-traject mag volgen in de
beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) te Doetinchem.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen, omdat de directeur van de inrichting waar klager verblijft negatief adviseerde. Dat advies is tot stand gekomen naar aanleiding van de negatieve adviezen van de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en de
coördinator van het bureau Terugdringen Recidive (CBTR). De politie adviseerde negatief in verband met het mogelijke recidivegevaar. Het OM is van mening dat de kans bestaat op maatschappelijke onrust als klager, die veroordeeld is ter zake van
verkrachting, verlof verleend zou krijgen terwijl daarnaast het recidivegevaar groot wordt geacht. De CBTR adviseerde negatief, omdat het bij klager veronderstelde post traumatisch stress syndroom (PTTS) niet is behandeld en klager daarvoor ook niet
behandeld wil worden. In het detentieberaad van de gevangenis Zutphen is veelvuldig gesproken omtrent een eventuele plaatsing van klager in een b.b.i. De inrichtingspsycholoog heeft daarbij negatief geadviseerd ten aanzien van een b.b.i.-plaatsing
terwijl het detentieberaad daarnaast nog een aantal andere negatieve factoren heeft benoemd dat in de weg staat aan het verlenen van vrijheden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zutphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Arnhem en de politie hebben – om redenen als vermeld in het advies van de directeur van de gevangenis Zutphen – aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens verkrachting. De v.i.-datum valt op of omstreeks 27 november 2009.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt allereerst vast dat de Staatssecretaris voor de onderbouwing van de bestreden beslissing (kennelijk) uitsluitend gebruik heeft gemaakt van het advies van de directeur van de gevangenis Zutphen. Nu de afwijzing van het verzoek,
naast dat negatieve advies, met name is gegrond op de negatieve adviezen van het OM, de politie en de CBTR, had het voor de hand gelegen dat die adviezen in het procesdossier waren gevoegd. Nu dit niet het geval is, moet worden geoordeeld dat de
bestreden beslissing onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. Overigens zijn de in het inrichtingsadvies genoemde redenen, die door het OM en de politie zijn aangevoerd, onvoldoende zwaarwegend voor een afwijzing van het verzoek. De beslissing van de
Staatssecretaris moet daarom onredelijk en onbillijk moet worden geacht. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de beslissing van de Staatssecretaris zal worden vernietigd. Aan de Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing
te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 april 2009

secretaris voorzitter

Naar boven