Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0035/GA, 7 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 09/35/GA

betreft: [klager] datum: 7 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 november 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. M.J. Boers, om het beroep schriftelijk toe te lichten. De raadsvrouw heeft van die
gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het op 21 oktober 2008 niet aan klager toestaan een telefoongesprek, als bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Pbw, te voeren met de griffier van de civiele sector van de Rechtbank te ’s Hertogenbosch.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt
- zakelijk weergegeven - toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen in de door de in zijn ogen partijdige beklagrechter gedane uitspraak. Een personeelslid heeft geweigerd klager op 21 oktober 2008 toestemming te geven voor het voeren van een geprivilegieerd telefoongesprek met de
griffier
van de rechtbank te ’s Hertogenbosch. Anders dan de beklagrechter heeft overwogen, heeft klager op 21 oktober 2008 niet gesproken met een medewerker van de administratie van de commissie van toezicht. Overigens zijn soortgelijke telefoongesprekken ook
geweigerd op 22 oktober 2008 en 24 oktober 2008. Tegen die weigeringen is afzonderlijk beklag ingesteld. Klager kon op 21 oktober 2008 in het geheel niet bellen omdat er toen geen recreatie was. Klager kon pas op 27 oktober 2008 voor het eerst
(geprivilegieerd) bellen met de griffier. Klager kreeg op 21 oktober 2008 het advies om de griffier maar te schrijven, kennelijk omdat de directeur in de veronderstelling leeft dat geprivilegieerd contact slechts één keer per week mogelijk is. Anders
dan de beklagrechter heeft overwogen, is klager van mening dat klager door die weigering in zijn belangen is geschaad. Klager is voorts van mening dat op het verzoek om geprivilegieerd te mogen bellen op 21 oktober 2008 wel degelijk een telefoonnummer
van een geprivilegieerd contact stond vermeld. Klager is van mening dat de door hem in het verzoek genoemde griffier van de rechtbank als geprivilegieerd persoon heeft te gelden. Klager heeft zijn belang bij dat gesprek alsmede de noodzaak daarvoor
gemotiveerd aangegeven bij het indienen van zijn verzoek. Klager voert daarnaast nog aan dat de uitspraak van de beklagrechter niet voldoet aan de wettelijk daaraan gestelde eisen. Zo is de mogelijkheid om bij de voorzitter om schorsing van de
tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur te verzoeken niet in die uitspraak vermeld. Klager verzoekt om gegrondverklaring van het beroep en beklag en toekenning van een tegemoetkoming. Klager verzoekt de beroepscommissie uitspraak te doen,
waarbij die uitspraak is voorzien van een deugdelijke motivering. Hij krijgt te vaak uitspraken van de beklag- en beroepscommissie waarbij een dergelijke motivering ontbreekt.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Artikel 39, vierde lid, van de Pbw, luidt:
” De gedetineerde wordt in staat gesteld met de in artikel 37, eerste lid, genoemde personen en instanties telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Op deze gesprekken wordt geen ander toezicht uitgeoefend
dan
noodzakelijk is om de identiteit van de personen of instantie met wie de gedetineerde een telefoongesprek voert of wenst te voeren vast te stellen.”

Klager stelt op dat op 21 oktober 2008 een verzoek tot het voeren van een telefoongesprek als bedoeld in het vierde lid van voormeld artikel 39 van de Pbw, is afgewezen.
Bij de beoordeling of die weigering niet in strijd moet worden geacht met de wet en niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht, moet rekening worden gehouden met een drietal vereisten:
a het bedoelde telefoongesprek moet worden gevoerd met een persoon of instantie genoemd in artikel 37, eerste lid, van de Pbw;
b. er moet gelegenheid zijn om dat telefoongesprek te voeren; en
c. het bedoelde telefoongesprek moet noodzakelijk zijn.

De memorie van toelichting (Kamerstukken II, 1994-1995, 24 263, nr. 3, onderdeel 15) houdt in dat de griffier van een gerecht valt onder de personen of instanties als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Pbw. Dit mag daarom geen reden zijn om dat
geprivilegieerde telefoongesprek te weigeren. Uit hetgeen door de directeur tegenover de beklagrechter naar voren is gebracht, was het beoogde contact met de griffier niet de reden om dat telefoongesprek te weigeren.
Volgens de directeur bestond – indien de noodzaak zou zijn aangetoond – de mogelijkheid om het gewenste telefooncontact te hebben. Gelet daarop moet er vanuit worden gegaan dat ook dit geen reden was om het verzoek van klager te weigeren.
Met betrekking tot de noodzaak voor het gewenste telefooncontact heeft de directeur tegenover de beklagrechter aangevoerd dat die noodzaak onvoldoende aannemelijk was en dat om die reden dat telefooncontact is geweigerd.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager die noodzaak – zowel bij het indienen van het verzoek alsook later tegenover de beklag- en beroepscommissie onvoldoende onderbouwd. Gelet daarop kon de directeur in redelijkheid beslissen het
verzoek
om een geprivilegieerd telefoongesprek te mogen voeren, af te wijzen. Het beklag is daarom ongegrond.

De beroepscommissie overweegt daarbij nog dat, voor zover de directeur heeft aangegeven dat met klager de afspraak is gemaakt dat hij zelf slechts één keer per week om geprivilegieerd telefooncontact zal verzoeken en dat voor het overige het initiatief
daartoe van de zijde van de advocaat dient te komen, een dergelijke afspraak een beperking inhoudt van het voor de gedetineerde in artikel 39, vierde lid, van de Pbw, neergelegde recht.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan, zij het op andere gronden, niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 april 2009

secretaris voorzitter

Naar boven