Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2852/TA, 6 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:06-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2852/TA

betreft: [klager] datum: 6 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 6 november 2008 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Overijssel, locatie Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens, en namens het hoofd van voormelde
tbs-inrichting
[...], psychiater en hoofd behandeling, en [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet betrachten van een zorgplicht, doordat het maken van een afspraak met een longarts 17 weken in beslag nam.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het hoofd van de inrichting kan zich niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie dat de inrichting verantwoordelijk
moet
worden gehouden voor het feit dat klager niet binnen een redelijke termijn medische zorg is verleend, ook al is dat het gevolg van de weigerachtigheid van niet aan de inrichting verbonden artsen om klager te ontvangen. De beklagcommissie introduceert
hiermee in feite een risicoaansprakelijkheid. Dit kan niet de bedoeling zijn geweest van de wetgever. De reden waarom het enige tijd heeft geduurd alvorens een afspraak bij een longarts kon worden gemaakt is, dat twee longartsen niet bereid zijn
gebleken een tbs-verpleegde te ontvangen. Dit werd door de benaderde artsen niet direct medegedeeld, maar pas na intern overleg, dat enige tijd heeft geduurd. De medische dienst heeft haar uiterste best gedaan zo snel mogelijk een andere longarts te
vinden. De twee longartsen die in eerste instantie hebben geweigerd waren van een ander ziekenhuis (het Ikazia-ziekenhuis) dan de derde longarts (het Zuiderziekenhuis). Deze laatste heeft na aandringen van de medische dienst ingestemd met een bezoek en
behandeling van klager. Tussen het verzoek en de afwijzende reactie van de eerste twee longartsen zat telkens zo’n twee weken. Van de longartsen die hebben geweigerd is geen schriftelijke bevestiging gevraagd. Thans is de procedure gewijzigd en wordt
van een weigering schriftelijke aantekening gemaakt. De inrichting realiseert zich dat klager in een afhankelijke positie verkeert. De inrichting heeft niettemin aan de op haar rustende inspanningsverplichting voldaan.

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft ter zitting van de beroepscommissie enkele stukken overgelegd, waaronder een brief van de behandelend longarts van het
Maasstadziekenhuis, die verklaart. dat de longartsen geen patiënten van tbs-kliniek De Kijvelanden weigeren. Opmerkelijk is tevens dat volgens de patiëntenkaart. van klager op 24 april 2008 een verwijsbrief voor de longarts van het Zuiderziekenhuis is
geschreven. Dit is het Maasstadziekenhuis. Klager begrijpt niet waarom de longarts van dit ziekenhuis niet direct is geraadpleegd en waarom is gewacht tot augustus 2008, terwijl de huisarts hem al in april 2008 had medegedeeld dat hij naar een longarts
moest. Uit de stukken komt naar voren dat de oorzaak hiervoor niet is gelegen in de wachttijden. Op 10 juli 2008 heeft de inrichtingsarts zich afgevraagd waarom klager nog niet door een longarts is gezien. De stelling dat eerst contact is opgenomen met
een ander ziekenhuis blijkt nergens uit. Klager meent dat de afspraak met de longarts veel eerder kon worden gemaakt. Het ligt niet enkel aan de opstelling van de longartsen.

3. De beoordeling
Artikel 41, vierde lid aanhef en onder b, van de Bvt bepaalt dat het hoofd van de inrichting zorg draagt voor de behandeling van de verpleegde op aanwijzing van een aan de inrichting verbonden arts voor zover deze niet kan worden aangemerkt als een
behandeling, bedoeld in artikel 1, onder u (behandeling gericht op vermindering van de uit de stoornis voortvloeiende gevaarlijkheid). Klager meent dat het hoofd van de inrichting voornoemde zorgplicht niet heeft betracht. Dit levert een vermeende
schending van een recht op zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, onder e, van de Bvt zodat klager kan worden ontvangen in zijn beklag.

Vast is komen te staan dat klager 17 weken heeft moeten wachten alvorens hij op aanraden van de huisarts door een longarts is gezien. Ter zitting van de beroepscommissie is namens het hoofd van de inrichting betoogd dat de reden hiervoor is gelegen in
het feit dat twee longsartsen hebben geweigerd klager te zien. Tussen het verzoek en de reactie van de longartsen zat telkens ongeveer twee weken, dus in totaal vier weken. Hiervan uitgaande, is het tijdsverloop van 17 weken niet te verklaren, temeer
daar de eerste twee benaderde longartsen bij hetzelfde ziekenhuis werkzaam waren. Het hoofd van de inrichting heeft niet aannemelijk kunnen maken dat deze wachttijd geheel voor rekening van de weigerende longartsen komt. Tevens heeft hij onvoldoende
aannemelijk gemaakt, dat hij voldoende heeft ondernomen om zo snel mogelijk een afspraak met een derde longarts te maken. Gelet hierop moet worden aangenomen dat de zorgplicht van artikel 41, vierde lid, aanhef en onder b, van de Bvt is geschonden,
niettegenstaande het feit dat, zoals namens de inrichting terecht is opgemerkt, van artsen geen weigering als de onderhavige verwacht kan worden. Het beroep van het hoofd van de inrichting dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en prof. dr. F. Koenraadt, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 6 april 2009

secretaris voorzitter

Naar boven