Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3093/GA, 6 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:06-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3093/GA

betreft: [klager] datum: 6 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. Paans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 december 2009 van de beklagcommissie bij het huis
van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 maart 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsvrouw, [...] en [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b./ISD
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet behandelen van een verzoek om een herhalingsonderzoek naar aanleiding van de uitslag van een urinecontrole;
b. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het beledigen van het personeel, en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf van drie dagen
opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel;
c. het niet de gelegenheid bieden voor voldoende persoonlijke verzorging (scheren en douchen) voorafgaand aan een zitting van de beklagcommissie bij het h.v.b./ISD.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Verwezen wordt naar het beroepschrift. Klager stelt zich op het standpunt dat hij de aanvraag voor het herhalingsonderzoek om 08.45 uur aan een personeelslid heeft gegeven. Dat betekent dat hij tijdig heeft verzocht om een dergelijk onderzoek. Klager
is
van mening dat de directeur onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van zijn stelling. Het betreffende personeelslid schijnt te hebben verklaard slechts twee formulieren, de bestellijst voor de winkel en de waslijst, te hebben ontvangen.
Klager had evenwel geen enkele reden om het formulier voor het herhalingsonderzoek achter te houden. In zijn ogen zijn er teveel twijfels met betrekking tot de juistheid van de gevolgde procedure van de urinecontrole. Klager kan niet aangeven waar het
betreffende formulier gebleven is. Hij heeft het ingeleverd. Reden waarom hij niet direct om een herhalingsonderzoek heeft verzocht, was dat klager daarover eerste wilde overleggen met zijn raadsvrouw.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht. Bij de afhandeling van het verslag ter zake van de uitslag van de urinecontrole heeft klager een tijdstip genoemd waarop hij de aanvraag voor het herhalingsonderzoek had
ingeleverd. Dat tijdstip lag buiten de daarvoor geldende 24-uurstermijn. Uit het onderzoek door de directeur is naar voren gekomen dat door het door klager genoemde personeelslid toen enkel de winkel- en waslijst zijn ontvangen. Klager heeft tegenover
de directeur aangegeven het betreffende formulier rond 10.00 uur te hebben ingeleverd. Voor zover door en namens klager wordt aangevoerd dat klager door de intercom zou hebben gevraagd om een herhalingsonderzoek, geldt dat een dergelijke melding door
het dienstdoende personeel niet kon worden bevestigd.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de onderdelen a en c van het beklag kan, voor zover een en ander is komen vast te staan, niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond
worden verklaard, met bevestiging – in zoverre – van de uitspraak van de beklagcommissie.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag kan de beroepscommissie zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie. Die uitspraak zal daarom in zoverre worden vernietigd.
Blijkens het ter zake opgemaakte verslag van 24 september 2008 is dat verslag, waarin klagers gedrag jegens medewerkers van de inrichting wordt gemeld, niet aan klager aangezegd. Dat maakt dat er sprake is van een (formeel) gebrek bij de
strafoplegging.
Om die reden is de beslissing van de directeur – om aan klager de onderhavige disciplinaire straf op te leggen – genomen in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 51 van de Pbw. Om die reden dient dit onderdeel van het beklag op formele
gronden gegrond te worden verklaard.
Uit de inhoud van dat verslag komt – daargelaten dat dit niet is aangezegd – voldoende naar voren dat klager zich op 24 september 2008 heeft schuldig gemaakt aan strafwaardig gedrag, waarvoor een sanctie mocht worden opgelegd. Klager kon er daarom in
beginsel vanuit gaan dat dit gedrag tot een disciplinaire straf en de tenuitvoerlegging van een eerder voor soortgelijk handelen voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf zou leiden. Gelet daarop is het beklag materieel gezien ongegrond. Om die
reden
acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van enige tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit onderdeel van het beklag alsnog (op formele gronden) gegrond.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 april 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven