Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2914/GA, 6 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:06-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 08/2914/GA

betreft: [klager] datum: 6 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 november 2008 van de beklagcommissie bij de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 maart. 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet aan klager uitreiken van een per post in de inrichting ontvangen boek met de titel “Informatie over zorgvuldige levensbeëindiging”.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Allereerst voert klager aan dat de beklagcommissie zich niet heeft gehouden aan de wettelijke termijnen voor het doen van een uitspraak. Inhoudelijk geldt allereerst dat verzuimd is aan klager een schriftelijke mededeling, als bedoeld in artikel 58 van
de Pbw, uit te reiken. Voorts is klager van mening dat hij, gelet op het bepaalde in artikel 10 van het EVRM, het recht heeft het betreffende boek te mogen ontvangen. Nu aan klager geen mededeling van het niet-uitreiken van het postsstuk is gedaan,
weet
hij niet waar dat poststuk zich nu bevindt. Klager heeft al vaker boeken besteld. In dit geval heeft klager het boek rechtstreeks bij de uitgever besteld en is dit boek bij de badafdeling binnengekomen. Het boek kwam dus volledig langs de officiële weg
binnen. Het afdelingshoofd heeft vervolgens geen toestemming gegeven om het boek aan klager uit te reiken. Klager erkent dat in het invoerverzoek door hem niet de volledige titel was vermeld. Klager heeft indertijd aangegeven dat hij, omdat hij via een
televisieprogramma van het betreffende boek hoorde, niet de volledige titel kende. Klager heeft eerder in de inrichting een aantal pogingen tot suïcide gedaan. Dat is gelegen in de achtergrond van het delict waarvoor klager thans gedetineerd is.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot het tijdsverloop bij de behandeling van het beklag door de beklagcommissie kan de directeur verder geen mededelingen doen. Het betreffende boek is, nadat de uitreiking daarvan was geweigerd, in de fouillering van klager opgeslagen.
Bij het verlaten van de inrichting krijgt hij dat uitgereikt. Omdat de directeur de zorg heeft over de gedetineerden en hetgeen klager feitelijk verlangt, hulp bij zelfdoding, wordt dit soort boeken in strijd geacht met die zorgplicht. Overigens
behoort
klager, naar de mening van de directeur, niet tot de doelgroep voor wie dit boek geschreven is. Een en ander leidt ertoe dat de uitreiking van het betreffende boek door de directeur geweigerd is. Het boek is beschouwd als een voorwerp dat niet in de
verblijfsruimte kan worden toegelaten.

3. De beoordeling
Klager heeft gesteld dat het beroep gegrond dient te worden verklaard omdat de beklagcommissie zich niet heeft gehouden aan de wettelijke termijn voor het doen van een uitspraak op het beklag.
De beroepscommissie stelt vast dat het klaagschrift op 30 mei 2008 bij de beklagcommissie is ontvangen en op 3 oktober 2008 ter zitting van de beklagcommissie is behandeld. Vervolgens heeft de beklagcommissie op 4 november 2008 uitspraak gedaan, welke
uitspraak op 5 november 2008 aan klager en de directeur is toegezonden en door klager op 6 november 2008 is ontvangen. Op grond van het bepaalde in artikel 67, eerste lid, van de Pbw, dient de beklagcommissie binnen vier weken na de datum van ontvangst
van het klaagschrift uitspraak op de klacht. Die hiervoor genoemde termijn kan in bijzondere omstandigheden met een termijn van vier weken verlengd worden, van welke verlenging schriftelijk mededeling moet worden gedaan.
Voorts kan worden vastgesteld dat de beklagcommissie bij het nemen van haar uitspraak de hiervoor genoemde termijnen, zowel de eerste vierweeks-termijn alsook de tweede, heeft overschreden, terwijl niet is gebleken van een schriftelijke mededeling van
de verlening van de termijn. Dergelijke overschrijdingen en het verzuim daarvan mededeling te doen worden hoe begrijpelijk ook, onwenselijk geacht. Een en ander kan echter, nu de wetgever geen sanctie heeft gesteld op die overschrijdingen, niet leiden
tot vernietiging van de uitspraak van de beklagcommissie.

Ten aanzien van het beklag geldt dat op zich als onweersproken vaststaat dat de directeur heeft geweigerd een boek, dat per post op de wettelijk voorgeschreven wijze aan klager in de inrichting verzonden was, uit te reiken en dat het betreffende boek,
met de titel “Informatie over zorgvuldige levensbeëindiging” in klagers fouillering is opgeborgen.
Op grond van het bepaalde in artikel 58, tweede lid, aanhef en onder a, van de Pbw, geeft de directeur onverwijld schriftelijk een mededeling van (onder meer) de weigering een poststuk dan wel bijgesloten voorwerpen uit te reiken. Nu hier sprake is van
een poststuk waarin een voorwerp zat bijgesloten, had de directeur aan klager een schriftelijke mededeling behoren te (laten) uitreiken van de weigering en het opbergen in de fouillering daarvan. Door dit na te laten is de bestreden beslissing genomen
in strijd met een wettelijk voorschrift en dient het beklag allereerst op formele gronden gegrond te worden verklaard.
Alleen al om die reden kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven.
De vraag die vervolgens wordt beantwoord is, of de beslissing van de directeur materieel gezien, juist was. Uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en uit hetgeen uit het procesdossier naar voren komt, wordt niet aannemelijk dat er – gelet op de
inhoud van het betreffende boek – sprake is van een zodanig reële bedreiging voor de orde of veiligheid van klager in het bijzonder of de inrichting in zijn algemeenheid, dat dit het verbieden van de invoer van dat boek kan rechtvaardigen.

Om die reden moet worden geoordeeld dat de beslissing van de directeur – materieel gezien en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt.

Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal – op formele en materiële gronden – gegrond worden verklaard.
Nu de bestreden beslissing van de directeur ongedaan gemaakt kan worden door het alsnog aan klager uitreiken van het onderhavige boek, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart. het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 april 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven