Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3205/TA, 3 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:03-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3205/TA

betreft: [klager] datum: 3 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 december 2008 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Overijssel, locatie Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting
[...], psychiater en hoofd behandeling, en [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het voornemen dwangmedicatie toe te dienen op 25 augustus 2008 en de toediening dwangmedicatie op 27 en 29 augustus en 2 september 2008;
b. maatregel van separatie

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft onderdeel a ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Ten aanzien van beklagonderdeel b heeft de beklagcommissie geen uitspraak gedaan op de grond dat klager ter
zitting van de beklagcommissie dit onderdeel van het beklag heeft ingetrokken.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kon op 25 augustus 2008 redelijkerwijs menen dat er een besluit was genomen hem dwangmedicatie toe te dienen. Klager heeft op 25 augustus 2008 contact met zijn raadsman opgenomen met de mededeling dat de inrichting een beslissing tot het
toedienen van dwangmedicatie had genomen. De psychische conditie van klager was op dat moment dusdanig dat hij niet kon aangeven of hij een schriftelijke mededeling had ontvangen. Op het verzoek van de raadsman van klager aan de inrichting om
informatie
is nimmer gereageerd.
De dwangmedicatie op 27 en 29 augustus en 2 september 2008 had niet mogen worden toegediend. Dwangmedicatie is een ultimum remedium en impliceert dat de psychische gesteldheid van de verpleegde zodanig slecht is, dat alle andere opties zoals
vrijwillige
medicatie niet meer toereikend zijn.
Uit de schriftelijke mededeling van 27 augustus 2008 volgt niet dat er sprake is van ernstig gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van de verpleegde of anderen. Het enkel schelden of het uiten van bedreigingen of verwensingen, al dan niet in het
Arabisch, levert geen ernstig gevaar op als bedoeld in artikel 26 Bvt. De inrichting had in voldoende mate moeten onderbouwen waarom het gedrag van klager als gevaarlijk moest worden beschouwd. Wat betreft de toediening van dwangmedicatie op 29
augustus
en 2 september 2008 had de inrichting niet kunnen volstaan met de mededeling dat de gevaarlijke situatie nog altijd bestond. Bovendien is niet voldaan aan de hoorplicht.

Wat betreft de maatregel van separatie heeft klager zijn klacht nimmer willen intrekken. Hij heeft vanwege zijn psychische en fysieke toestand de intrekking op de zitting van de beklagcommissie niet goed begrepen en doordacht. De raadsman van klager
was
ter zitting afwezig en is niet in de gelegenheid gesteld te reageren op deze abrupte wending. Wat betreft de inhoud van de klacht is onvoldoende gebleken waarom niet kon worden volstaan met de minder vergaande maatregel van afzondering. Bovendien mag
een verblijf in separatie hoogstens vier weken duren, behoudens verlenging. Van een verlengingsbeslissing is echter niet gebleken. Klager vindt het onbegrijpelijk dat hij twee maanden is gesepareerd. Bovendien vond tijdens de separatie cameratoezicht
plaats, terwijl niet is gebleken dat daarvoor het advies is ingewonnen van de psychiater of inrichtingsarts. Niet is voldaan aan de gestelde eisen, waaronder de hoorplicht. De beslissingen zijn in strijd met de eisen van proportionaliteit en
subsidiariteit. Klager meent dat de situatie van klager in mei 2008 niet kan meewegen in de beslissingen van augustus 2008 en daarna.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is niet-ontvankelijk ten aanzien van het voornemen op 25 augustus 2008 dwangmedicatie toe te dienen omdat de beslissing
daartoe nog niet was genomen. Bij klager is sprake van een ernstige stoornis in de impulscontrole in de vorm van agressie. Klager ontkent zijn problemen, heeft herhaaldelijk zijn medicatie geweigerd en werd steeds dreigender. In mei 2008 heeft hij
stafleden achtervolgd en met glazen gegooid. Ook toen leidde dit tot separatie en toediening van dwangmedicatie. Nadat enige stabilisatie was opgetreden, is de dwangmedicatie gestopt. Klager heeft de orale medicatie toen geaccepteerd. In augustus 2008
heeft klager zijn medicatie wederom geweigerd. Hij werd snel boos en met hem was geen contact mogelijk. Hij nam een vijandige houding aan, schreeuwde constant in het Nederlands en Arabisch en maakte schietgebaren. Toen is overwogen dwangmedicatie toe
te
dienen en dat heeft effect gehad. De inrichting heeft alternatieven geprobeerd in de vorm van orale medicatie, maar die werden door klager wisselend ingenomen. De maatregelen hebben twee maanden geduurd omdat pas na deze termijn de medicijnen effect
hebben. Het doel van de dwangmedicatie was het verminderen van de agressie bij klager. Hij bleef echter agressief. Er is geprobeerd hem te motiveren, maar dat leidde tot bedreigingen met een nagelschaartje en verwonding van personeelsleden.
Vanaf medio november 2008 is klagers gedrag veranderd. Zijn boosheid werd minder en hij werd milder in zijn contacten. Dit vormde de aanleiding om klager naar de afdeling terug te plaatsen. Klager nam de medicijnen weer vrijwillig in.
Nu krijgt klager weer dwangmedicatie toegediend omdat bleek dat hij de medicijnen toch niet vrijwillig innam.
Er is voldaan aan de hoorplicht. Er is een machtiging aangevraagd voor de verlenging van de beslissing tot separatie. In de separeercellen vindt standaard cameratoezicht plaats. De beslissing tot toediening van dwangmedicatie wordt eerst mondeling
aangezegd. Na 24 uur volgt pas de werkelijke toediening. Daarna wordt de schriftelijke mededeling uitgereikt.

3. De beoordeling
a.
Het hoofd van de inrichting stelt dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag voor zover dat ziet op het voornemen van 25 augustus 2008 hem dwangmedicatie toe te dienen. Op 27 augustus 2008 is aan klager dwangmedicatie
toegediend.
De beroepscommissie is van oordeel dat aan de stelling van het hoofd van de inrichting voorbij kan worden gegaan, nu het klaagschrift van 3 september 2008 geacht moet worden mede betrekking te hebben op de toediening van de dwangmedicatie van 27
augustus 2008. Klager is om die reden terecht door de beklagcommissie ontvankelijk verklaard in zijn beklag.

Op grond van artikel 26, eerste lid, van de Bvt kan het hoofd van de inrichting een verpleegde verplichten te gedogen dat ten aanzien van hem een bepaalde geneeskundige handeling wordt verricht, indien die handeling naar het oordeel van een arts
volstrekt noodzakelijk is ter afwending van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van de verpleegde of van anderen.
Op grond van artikel 53, eerste lid, aanhef en onder c, van de Bvt wordt de verpleegde gehoord alvorens een beslissing wordt genomen die een beperking van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam als bedoeld in de artikelen 25 tot en met 27 Bvt
meebrengt. Uit de schriftelijke mededelingen blijkt niet dat klager voorafgaand aan de beslissingen is gehoord. De enkele mondelinge mededeling aan klager dat ten aanzien van hem dwangmedicatie wordt toegediend, kan niet worden aangemerkt als het
voldoen aan de hoorplicht. De beroepscommissie acht de hoorplicht een essentieel vormvereiste. Uit de schriftelijke mededeling of anderszins dient duidelijk te blijken dat hieraan is voldaan. Enkel in de gevallen als bedoeld in het vierde lid van
artikel 53 van de Bvt, kan het horen achterwege blijven. Dit is echter gesteld noch gebleken. Nu niet is komen vast te staan dat klager voorafgaand aan de bestreden beslissing is gehoord, moet het beroep formeel gegrond worden verklaard.

Tijdens de zitting van de beroepscommissie is namens het hoofd van de inrichting gesteld dat de schriftelijke mededeling na de feitelijke toediening van de dwangmedicatie wordt uitgereikt. De beroepscommissie acht deze procedure niet juist. Nog voor de
tenuitvoerlegging van de dwangmedicatie dient klager de schriftelijke mededeling uitgereikt te krijgen, temeer nu hierin de gronden voor de toediening worden opgesomd, alsmede de mogelijkheid voor klager hiertegen beklag in te dienen of een verzoek om
schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing te vragen. Nu niet is gesteld of gebleken dat klager hierdoor in zijn belangen is geschaad, leidt het vorenstaande niet tot een gegrondverklaring van het beroep.

De beroepscommissie acht materieel gezien de toediening van de dwangmedicatie bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat de
dwangmedicatie volstrekt noodzakelijk was als bedoeld in artikel 26 van de Bvt. De beklagcommissie heeft op goede gronden en met juistheid op dit onderdeel van het beklag beslist. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Voor het formeel gegrond verklaarde beroep acht de beroepscommissie een tegemoetkoming aangewezen en stelt deze vast op € 15,=.

b.
Klager heeft ter zitting van de beklagcommissie aangegeven de klacht met betrekking tot de separatie te willen intrekken. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager de strekking van de intrekking niet heeft begrepen. Ook ter zitting van
de beroepscommissie is klager niet eenduidig geweest in zijn antwoord op de vraag of hij het beklag heeft willen intrekken. Het vorenstaande impliceert dat klager in dit onderdeel van zijn beroep kan worden ontvangen. De beroepscommissie zal om
proceseconomische redenen dit onderdeel van het beklag in eerste en enige aanleg zelf afdoen.

Op grond van artikel 34, eerste lid, juncto artikel 32, eerste lid, van de Bvt kan het hoofd van de inrichting een verpleegde separeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.
Op grond van artikel 53, eerste lid, aanhef en onder b, van de Bvt dient de verpleegde vooraf te worden gehoord. Op dezelfde gronden als hiervoor onder a overwogen is de beroepscommissie van oordeel dat het horen een essentieel vormvereiste is. Uit de
schriftelijke mededeling of anderszins dient te blijken dat hieraan is voldaan. Nu dit niet is gebleken en evenmin van enig beletsel zoals bedoeld in het vierde lid van artikel 53, dient het beklag in zoverre formeel gegrond te worden verklaard. Dit
geldt eveneens voor de beslissing van 24 september 2008 waarbij de beslissing tot separatie is verlengd. Uit de nagezonden schriftelijke mededeling van deze beslissing blijkt evenmin dat klager voorafgaand is gehoord.

Uit de stukken is voldoende aannemelijk geworden dat de separatie noodzakelijk was ter handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, nu klager gevaarlijk gedrag vertoonde. De duur van de separatie is niet onnodig lang geweest. Uit de
toelichting bij de verlengingsbeslissing van 24 september 2008 komt naar voren dat klager zich diverse malen dreigend heeft uitgelaten jegens de staf. Gelet hierop kan de beslissing van het hoofd van de inrichting in zoverre niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. Het beklag is in zoverre materieel ongegrond.

Op grond van artikel 34a, eerste en tweede lid, van de Bvt kan het hoofd van de inrichting, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de verpleegde noodzakelijk is, bepalen dat de verpleegde die in afzondering of
separatie verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd nadat hij advies terzake heeft ingewonnen van een psychiater of inrichtingsarts. Dit impliceert dat het hoofd van de inrichting een eigen afweging dient te maken, voordat
beslist wordt tot het toepassen van cameratoezicht. De schriftelijke mededeling van 27 augustus 2008 impliceert dat de vereiste afweging is gemaakt, gelet op de passage dat het cameratoezicht dient in verband met de orde en veiligheid in de inrichting
en mogelijke acute bijwerkingen van de medicatie. Dit is echter ter zitting weersproken namens de inrichting met de mededeling dat in de separatiecellen standaard cameratoezicht wordt toegepast. Van dit laatste uitgaande is de beslissing op
onzorgvuldige wijze tot stand gekomen. Het beklag dient in zoverre gegrond te worden verklaard.

Voor de gegrond verklaarde beklagen acht de beroepscommissie een toegemoetkoming aangewezen en stelt deze vast op € 15,=.

4. De uitspraak
Wat betreft onderdeel a van het beroep verklaart de beroepscommissie deze formeel gegrond. Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog formeel gegrond. Zij verklaart het beroep voor het overige
ongegrond.

Wat betreft onderdeel b van het beroep vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beklag wat betreft de separatiebeslissing formeel gegrond en materieel ongegrond.
Zij verklaart het beklag wat betreft de toepassing van cameratoezicht gegrond en vernietigt de beslissing van het hoofd van de inrichting.

Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op totaal € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.A.M. van Woensel, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en prof. dr. F. Koenraadt, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 3 april 2009

secretaris voorzitter

Naar boven