Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3041/TB, 1 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:01-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3041/TB

betreft: [klager] datum: 1 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.T. Pel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 10 november 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. P.T. Pel om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in het FPC Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht (hierna: Van der Hoevenkliniek).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 22 januari 2007 ontslagen van alle rechtsvervolging en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
De Staatssecretaris heeft op 10 november 2008 beslist klager te plaatsen in de Van der Hoevenkliniek. Klager is terzake op 6 november 2008 gehoord. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Volgens het besluit is de bestreden beslissing door de Minister van Justitie genomen, maar ondertekend door het hoofd afdeling Plaatsing Forensische Zorg a.i. namens de Staatssecretaris. Zolang niet blijkt van een toereikende last in de zin van artikel
11 Bvt, en/of van delegatie en/of van een volmacht aan de Staatssecretaris en het hoofd van genoemde afdeling, moet de beslissing worden aangemerkt als onbevoegd genomen.
Klager verzet zich op persoonlijke gronden tegen de plaatsing in de Van der Hoevenkliniek. Tijdens het horen heeft klager gesteld eerst met zijn advocaat te willen overleggen voordat hij verder reageert. In strijd met artikel 6 EVRM is klager daartoe
niet in de gelegenheid gesteld en is klagers raadsman evenmin geïnformeerd. Klager is onvoldoende in staat zijn eigen belangen behoorlijk waar te nemen. Klager dient alsnog, in het bijzijn van zijn raadsman te worden gehoord.
Klager is het er niet mee eens dat hij volgens de aselecte plaatsingssystematiek is geselecteerd voor plaatsing, omdat onvoldoende is gekeken naar zijn specifieke situatie en onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen. Uit de beslissing blijkt
niet hoe en in welke mate de eis van de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van eiser heeft bijgedragen aan zijn plaatsing in de Van der Hoevenkliniek. Evenmin blijkt dat op enigerlei wijze rekening is gehouden met de behandeling
die
eiser nodig zou hebben. Kennelijk is het belang van een snelle plaatsing doorslaggevend geweest, maar dat blijkt niet uit de motivering van de bestreden beslissing. Een dergelijk belang behoort niet te prevaleren boven het belang van plaatsing vanuit
een aan te bieden passend inhoudelijk behandeltraject.
De in de beslissing genoemde persoonlijkheidskenmerken van klager corresponderen niet met enige kenbare inhoudelijke onderbouwing van de plaatsing.
Derhalve dient de plaatsingsbeslissing te worden vernietigd, voor zover mogelijk met veroordeling van de Staatssecretaris in de kosten van de procedure.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Uit het hoorformulier van 6 november 2008 blijkt dat klager bezwaar had tegen de voorgenomen plaatsingsbeslissing en dat hij heeft aangegeven met zijn raadsman te willen overleggen alvorens zijn bezwaren nader toe te lichten. De Staatssecretaris heeft
geen nadere motivering van de bezwaren ontvangen en kan daarom slechts in algemene termen op het beroep reageren.
Er is geen sprake van een ongemotiveerde en/of onzorgvuldige besluitvorming. Klager is geplaatst volgens de aselecte plaatsingssystematiek waarbij rekening is gehouden met zijn geslacht, zijn stoornis, zijn IQ en de mate van vluchtgevaar en/of
beheersrisico. De Van der Hoevenkliniek is als eerste in staat om klager op te nemen. Het belang van een snelle plaatsing en behandeling gaat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie voor persoonlijke voorkeuren.

4. De beoordeling
Naar het oordeel van de beroepscommissie is de bestreden beslissing bevoegd genomen. Op grond van artikel 11 beslist de Minister van Justitie over de plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting. Op grond van de portefeuilleverdeling tussen de
huidige Minister en de Staatssecretaris is de Staatssecretaris onder meer belast met de beslissingen tot plaatsing van tbs-gestelden. De Minister c.q. de Staatssecretaris beslist niet persoonlijk, maar heeft daartoe ambtenaren in dienst.
Plaatsingsbeslissingen worden sinds de genoemde portefeuilleverdeling namens de Staatssecretaris genomen door het hoofd van de afdeling Plaatsing Forensische Zorg (voorheen: afdeling Individuele TBS-Zaken). Verwezen wordt naar de nog geldende
Tijdelijke
mandaatregeling Dienst Justitiële Inrichtingen voor de sector TBS 2005 en de Tijdelijke mandaatregeling sectordirecteur TBS 2005, die namens de Staatssecretaris zijn toegezonden en ter kennisneming zijn doorgezonden aan klager en zijn raadsman.

Klager kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij in strijd met artikel 6 EVRM niet is gehoord alvorens de plaatsingsbeslissing is genomen en in de gelegenheid moet worden gesteld alsnog in aanwezigheid van zijn raadsman te worden gehoord. Als
klager tijdens het horen aangeeft dat hij eerst met zijn advocaat wil overleggen, is het vervolgens aan klager zelf om daadwerkelijk in contact te treden met een raadsman, zoals hij dat ook heeft gedaan bij het instellen van beroep tegen de
plaatsingsbeslissing, en zijn bezwaren kenbaar te maken aan de Staatssecretaris.
Verder heeft hij in de beroepsprocedure voldoende mogelijkheid gehad om zijn bezwaren tegen de plaatsingsbeslissing met zijn raadsman te bespreken en naar voren te brengen, waarvoor het op zichzelf niet noodzakelijk is dat over alle dossierstukken
wordt
beschikt. Bezwaren kunnen immers los daarvan naar voren worden gebracht en, indien nodig, worden aangevuld na ontvangst van de dossierstukken.

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde aselecte plaatsingsbeleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor behandeling van iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal
speciale categorieën, te weten vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

Zoals blijkt uit de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing en de reactie van de Staatssecretaris op het beroep heeft de Staatssecretaris de beslissing tot plaatsing van klager in de Van der Hoevenkliniek genomen met inachtneming van
klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten.

Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat het uitgangspunt van het aselecte plaatsingsbeleid is dat de tbs-inrichtingen waarin tbs-gestelden, en dus ook klager, blijkens toetsing aan de hierboven vermelde criteria opgenomen zou kunnen worden
hetzelfde behandelaanbod hebben en hetzelfde kwaliteitsniveau bieden. Klager heeft, ook in beroep, geen enkel inhoudelijk argument gegeven, op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de Van der Hoevenkliniek hem geen adequate behandeling zou
kunnen bieden.
De beroepscommissie is ook uit de dossierstukken niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in een andere tbs-inrichting, dat dit dient te prevaleren boven het
belang van een plaatsing op korte termijn in de Van der Hoevenkliniek, waardoor zijn behandeling kan aanvangen. Het is immers in klagers belang dat zijn behandeling zo spoedig mogelijk aanvangt.

Klager heeft derhalve geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft mogen komen.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager te plaatsen in de Van der Hoevenkliniek niet in strijd met de wet en/of een verdrag en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 1 april 2009

secretaris voorzitter

Naar boven