Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0172/GB, 20 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:20-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/172/GB

Betreft: [klager] datum: 20 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. de Goeij, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 januari 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 2 juli 2008 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Haaglanden te Zoetermeer. Op 5 januari 2009 is hij geplaatst in de gevangenis De IJssel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het bevreemdt klager dat het bezwaarschrift is behandeld door dezelfde persoon die ook de selectiebeslissing heeft genomen. Daarnaast is klager van mening dat de selectiefunctionaris voorbij is gegaan aan de door hem gestelde argumenten om een ruiling
met een andere buitenlandse gedetineerde, die geen familie in Nederland heeft, te bewerkstelligen. Een dergelijke gedetineerde zal immers, anders dan klager, niet regelmatig bezoek ontvangen. De bestreden beslissing wordt daarom niet redelijk gevonden.
Door klager niet in een gevangenis in de nabijheid van de woonplaats van zijn kinderen te plaatsen, zijn zij verstoken van een bezoekmogelijkheid. Dat is in strijd met het Europese verdrag voor de rechten van het kind. Klager verzoekt de
beroepscommissie het beroep gegrond te verklaren met de bepaling dat klager alsnog zal worden overgeplaatst naar een gevangenis zo dicht als mogelijk bij Amsterdam.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In het selectievoorstel met betrekking tot klager staat dat klager bij voorkeur in een gevangenis in de omgeving van Amsterdam wil worden geplaatst. De inrichting die daarvoor in aanmerking zou komen, is de gevangenis Alphen aan den Rijn. Die
inrichting
had ten tijde van klagers selectie en ook nu nog een erg lange wachtlijst met nauwelijks doorstroming. Omdat de selectiefunctionaris mede verantwoordelijk is voor een goede capaciteitsbenutting van de beschikbare celruimte is besloten klager te
selecteren voor de gevangenis De IJssel. Voor zover is aangevoerd dat voorbij is gegaan aan het verzoek om een ruiling te bewerkstelligen met een andere gedetineerde die geen bezoek ontvangt, geldt dat dit voorstel, waarbij enkel aandacht is voor
klagers rechten en voorbij wordt gegaan aan de rechten van andere gedetineerden, indruist tegen alle redelijkheid en billijkheid. Anders dan namens klager wordt aangevoerd is er geen schending van het bepaalde in het Europees verdrag voor de rechten
van
het kind. Klagers kinderen kunnen hem in Krimpen aan den IJssel bezoeken. Door en namens klager is de onmogelijkheid van dergelijke bezoeken niet aangetoond. Overigens kan klager niet worden geplaatst in een van de inrichtingen die worden genoemd in
het
bezwaarschrift, omdat die inrichtingen geen van allen een gevangenisbestemming hebben.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis De IJssel is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De beroepscommissie stelt allereerst vast dat de behandeling van het bezwaarschrift is geschied in overeenstemming met het bepaalde in artikel 17 van de Pbw. De wet stelt daarin niet de eis dat het bezwaarschrift dient te worden behandeld door
een ander dan degene die de beslissing waartegen het bezwaarschrift is gericht, heeft genomen.
Op zich kan ervan worden uitgegaan dat gedetineerden die in eerste aanleg zijn afgestraft, in aanmerking komen voor plaatsing in een gevangenis in de regio van herkomst. Dat uitgangspunt is evenwel geen recht van een gedetineerde omdat de
selectiefunctionaris bij zijn beslissing alle in aanmerking komende belangen dient af te wegen. In dit geval heeft de selectiefunctionaris het belang van een goede benutting van de beschikbare detentiecapaciteit zwaarder mogen laten wegen dan klagers
belang bij plaatsing in een gevangenis in de buurt van zijn familie. Dat geldt te meer nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat klagers directe familie (zijn echtgenote en kinderen) hem niet kunnen bezoeken. De omstandigheid dat dit moeilijkheden met
zich brengt, maakt dit niet anders. Van schending van het Verdrag voor de rechten van het kind is geen sprake.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het
beroep zal daarom ongegrond worden verklaard

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 maart 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven