nummer: 09/222/GV
betreft: [klager] datum: 9 maart 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 januari 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft twee kinderen van tweeëneenhalf en vier jaar, die hun vader nodig hebben. Het verlofadres in Hilversum is door de politie goedgekeurd. Klager vermoedt dat hij op alle mogelijke manieren wordt
tegengewerkt. Wat betreft de openstaande zaak waarvan thans het beroep in cassatie loopt, is klager bij verstek tot acht maanden veroordeeld. Klager is niet naar de rechtbank vervoerd. Klager heeft aangegeven het beroep in de openstaande zaak met drie
maanden gevangenisstraf in te trekken als hij daardoor in aanmerking komt voor detentiefasering. Klager wil graag duidelijkheid waarom het maatschappelijk onaanvaardbaar is hem verlof te verlenen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft twee openstaande zaken waarvoor hij in eerste aanleg is veroordeeld. In de eerste openstaande zaak is klager op 14 oktober 2006 veroordeeld tot 8 maanden
gevangenisstraf. In de tweede zaak is aan klager op 27 mei 2008 een gevangenisstraf opgelegd van 3 maanden. Over beide zaken kon geen duidelijkheid worden verkregen wanneer het hoger beroep zal worden behandeld. De kans dat beide zaken voor de huidige
fictieve einddatum van 24 december 2009 zullen worden behandeld, is zeer aannemelijk. Hierdoor komt de einddatum dusdanig ver te liggen dat klager niet in aanmerking komt voor algemeen verlof. De maatschappelijke onaanvaardbaarheid is gegrond op de nog
openstaande zaken, die als ze worden meegerekend een langer strafrestant opleveren dan het maximale strafrestant van 1 jaar. Een intrekking van een beroep heeft geen invloed op de beslissing op de verlofaanvraag.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Leeuwarden en de politie te Hilversum hebben geen bezwaar tegen verlofverlening.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens oplichting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 19 december 2009. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 5 dagen gijzeling op grond
van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting komt een gedetineerde in aanmerking voor algemeen verlof wanneer zijn strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar
bedraagt.
Blijkens de toelichting bij dit artikel, mag een gedetineerde, om in aanmerking te kunnen komen voor algemeen verlof, niet verwikkeld zijn in gerechtelijke procedures op grond waarvan de oorspronkelijke ontslagdatum nog zou kunnen verschuiven.
Weliswaar is gebleken dat er sprake is van openstaande strafzaken, niet is komen vast te staan dat deze zaken zullen worden afgedaan tijdens klagers huidige detentie. De selectiefunctionaris stelt in zijn verweerschrift van 6 februari 2009, dat het
zeer
aannemelijk is dat deze zaken binnen de huidige detentie worden afgedaan. Onduidelijk is hoe de selectiefunctionaris tot deze stelling komt. Uit de informatie van de rechtbank waarnaar de selectiefunctionaris verwijst, komt juist naar voren dat
hierover
geen zekerheid kan worden gegeven. Ook het advies van de directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn wijst op deze onzekerheid. Gelet hierop kan niet worden aangenomen dat de oorspronkelijke ontslagdatum nog tijdens klagers huidige detentie zou
kunnen verschuiven. De beslissing van de Staatssecretaris kan derhalve niet in stand blijven. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de beslissing van de Staatssecretaris zal worden vernietigd. De Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe
beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 9 maart 2009
secretaris voorzitter