Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0612/SGA, 9 maart 2009, schorsing
Uitspraakdatum:09-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/612/SGA

Betreft: [klager] datum: 9 maart 2009

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J. van Weers, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Grenshospitium Tafelbergweg te Amsterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemd Grenshospitium d.d. 24 februari 2009, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van
plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 24 februari 2009 te 09.00 uur en eindigende op 10 maart 2009 te 09.00 uur. Uit de beslissing blijkt dat bij de oplegging van
deze
ordemaatregel verzoekers gemoedstoestand in aanmerking is genomen. Tevens blijkt dat verzoeker zelf om plaatsing in een afzonderingscel heeft verzocht.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 4 maart 2009 alsmede van de schriftelijke inlichtingen namens de directeur d.d. 9 maart 2009.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Door en namens verzoeker is het volgende aangevoerd. Indien waar zou zijn dat verzoeker zelf om de beslissing heeft gevraagd, bevreemdt reeds dat de ordemaatregel is opgelegd enkel en alleen op basis van een eigen verzoek. Van een evenwichtige
belangenafweging blijkt niet. Het is kwalijk dat de beslissing pas na een aantal dagen aan verzoeker ter hand is gesteld zodat hij beklag kon indienen. Dat de beslissing op verzoek van verzoeker is genomen valt niet licht te rijmen met het door hem
ingediende beklag.

Namens de directeur is onder meer het volgende naar voren gebracht. Vanwege zijn gedrag en gemoedstoestand is overwogen verzoeker een ordemaatregel voor de duur van zeven dagen op te leggen. Verzoeker vroeg hierna zelf om afzondering op eigen cel voor
de duur van veertien dagen. Dit verzoek is gehonoreerd.

2. De beoordeling
In de geschetste omstandigheden is een afzondering op eigen cel voor de duur van zeven dagen verdedigbaar. De directeur is dat ook van plan geweest, maar lijkt zich enkel door een verzoek van verzoeker te hebben laten verleiden tot het opleggen van de
ordemaatregel voor de duur van veertien dagen. Dit enkele verzoek is, hoewel van belang, op zichzelf onvoldoende om de beoogde duur van een maatregel te verlengen. De directeur heeft zich daarbij te vergewissen van de noodzaak van het voortduren van de
maatregel na ommekomst van de zeven dagen. In de motivering van de ordemaatregel is daarover niets te vinden.
Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden toegewezen voor zover de geldigheidsduur van de opgelegde ordemaatregel langer is dan zeven dagen.

Met betrekking tot de eerste zeven dagen van de geldigheidsduur van de opgelegde ordemaatregel overweegt de voorzitter dat nu er geen sprake meer is van tenuitvoerlegging van dat deel van de ordemaatregel, verzoeker geen belang meer heeft bij
toewijzing
van dat deel van zijn verzoek omdat dit verzoek niet meer kan leiden tot het door verzoeker beoogde resultaat. Gelet hierop dient het verzoek in zoverre te worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe voor zover de geldigheidsduur van de opgelegde ordemaatregel langer is dan zeven dagen en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur in zoverre met onmiddellijke ingang.
Wijst het verzoek af voor zover dit betrekking heeft op de eerste zeven dagen van de geldigheidsduur van de opgelegde ordemaatregel.

Aldus gegeven door mr. J. Lamens, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 9 maart 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven