Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0692/GV, 30 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/692/GV

betreft: [klager] datum: 30 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.-F. Grégoire, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 maart 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.-F. Grégoire om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking, incidenteel verlof of algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft een deugdelijk onderbouwd verzoek tot strafonderbreking, respectievelijk incidenteel verlof respectievelijk algemeen verlof ingediend. Klager ondervindt sinds lange tijd geluidsoverlast van
medegedetineerden in de inrichtingen waar hij verblijft. Hij heeft de indruk dat hij door medegedetineerden expres wordt getreiterd. Als gevolg daarvan raakt hij ernstig gestrest, lijdt hij aan een slaap- en angststoornis en heeft hij een lichte
psychose gehad. Bovendien heeft hij een lichte leverbeschadiging opgelopen. Zijn algehele psychische gesteldheid alsmede zijn suïcidale uitlatingen hebben er toe geleid dat hem diverse keren een ordemaatregel is opgelegd, doorgaans observatie door
middel van cameratoezicht. Doordat hij dusdanige (psychische) problemen ervoer door de geluidsoverlast heeft hij ook lange tijd op eigen verzoek in de observatiecel verbleven. Het toedienen van medicatie heeft niet tot een verbetering van zijn situatie
geleid. Niet alleen wordt beroep ingesteld tegen de afwijzing van het verzoek om strafonderbreking, doch tevens tegen het feit dat er in het geheel niet is gereageerd op het subsidiaire en meer subsidiaire verzoek om incidenteel verlof, respectievelijk
algemeen verlof. Uit de stukken blijkt in voldoende mate dat er sprake is van detentieongeschiktheid.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager ondervindt sinds langere tijd geluidsoverlast in verschillende inrichtingen. Ten gevolge hiervan is hij erg gestrest en lijdt hij aan slaap- en angststoornissen. Gelet op het feit dat klager om strafonderbreking heeft verzocht voor onbepaalde
tijd is het verzoek als een verzoek om strafonderbreking behandeld. Incidenteel verlof eindigt immers op de dag dat het verlof is aangevangen en voor algemeen verlof komt klager, gelet op zijn v.i.-datum van 10 juni 2010, nog niet in aanmerking. Klager
is in verband met zijn functioneren tijdens detentie geplaatst in de BIBA te Den Haag. Hier zijn gesprekken met klager gevoerd over de geluidsoverlast die hij ervaart. Hij is ervan overtuigd dat medegedetineerden hem expres gek proberen te maken,
terwijl dit zich grotendeels in zijn hoofd afspeelt volgens de behandelend psychiater. Klager heeft moeite met zijn detentie. Inmiddels is klager geplaatst op de KPO-afdeling, waar onderzoek en diagnostiek zullen plaatsvinden, gevolgd door behandeling
-
indien geïndiceerd - tijdens detentie. De directeur van de inrichting heeft negatief geadviseerd terzake van strafonderbreking. Juist door zijn problematiek bestaat het vermoeden dat klager zich aan detentie zal onttrekken. De advocaat-generaal heeft
eveneens negatief geadviseerd ter zake van strafonderbreking, omdat strafonderbreking niets oplost en uit de aangeleverde informatie niet blijkt dat klager detentieongeschikt is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de BIBA heeft aangegeven dat klager een verzoek om strafonderbreking heeft ingediend op psychische gronden. Klager is meermalen rapport aangezegd en hem zijn ordemaatregelen en een disciplinaire straf opgelegd in verband met onder meer
positieve urinecontroles, het gooien van een stoel, bedreigende uitspraken, het veroorzaken van een brandalarm en betrokkenheid bij een vechtpartij. Klager staat onder behandeling van de psychiater en die heeft aangegeven dat de problemen die hij
ervaart zich wellicht grotendeels in zijn hoofd afspelen. Indien strafonderbreking wordt verleend, bestaat het vermoeden dat hij zich door zijn problematiek zal onttrekken aan detentie. Het ligt meer voor de hand om klager tijdens detentie in een
vervolgbehandeling te plaatsen.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te ’s-Gravenhage heeft aangegeven dat uit de stukken niet blijkt van detentieongeschiktheid en dat strafonderbreking niets zal oplossen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens onder meer moord. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf en hechtenis te ondergaan van respectievelijk zes weken en veertig dagen. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt
op
of omstreeks 10 juni 2010.

Uit artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling) volgt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde dat niet kan worden volstaan
met een andere vorm van verlof. Artikel 37 van de Regeling bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de
inrichtingsarts
heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van de detentie in de weg staan.

Klager heeft verzocht om hem strafonderbreking, incidenteel verlof of algemeen verlof te verlenen in verband met de (psychische) problemen die hij ondervindt tijdens detentie. Uit de inrichtingsrapportage volgt dat klager moeite heeft met zijn detentie
en dat hem meermalen rapport is aangezegd in verband met positieve urinecontroles en agressief gedrag. Klager was geplaatst in de BIBA en is daar gezien door de inrichtingspsycholoog en inrichtingspsychiater. In verband met zijn problematiek is hij
thans geplaatst op de KPO-afdeling en wordt daar onderzocht of behandeling van klager tijdens detentie noodzakelijk is.
Uit het bovenstaande volgt geen noodzaak om klager op dit moment strafonderbreking c.q. incidenteel verlof te verlenen. Klager komt gelet op het bepaalde in artikel 14, eerste lid aanhef en onder b, van de Regeling op dit moment in verband met zijn
strafrestant niet in aanmerking voor algemeen verlof. Mede gelet op de negatieve adviezen van de inrichting en de advocaat-generaal kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie gaat er vanuit dat de uitkomsten van het onderzoek op de KPO-afdeling bepalend zullen zijn voor de vraag of klager nog detentiegeschikt is.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 30 maart 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven