Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2744/GA, 27 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2744/GA

betreft: [klager] datum: 27 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 oktober 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Utrecht te Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2009, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de p.i. Utrecht te Nieuwegein.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers buurjongen [A] was ten onrechte een disciplinaire straf opgelegd. Klager heeft daarover tegen p.i.w.-ster [B] gezegd dat hij hoopte dat het goed zou komen met de p.i.w.-er die zijn buurjongen dit had aangedaan. Dit was geen dreigement. Hij
stond
gewoon te praten met [B] Klager is vervolgens overgebracht naar de strafcel, maar hij begreep niet waarom. Hij had niets gedaan. Terwijl hij naar de strafcel werd gebracht, heeft hij wel gedreigd. Hij zou toch sowieso in de strafcel worden geplaatst.
Aanvankelijk zou hem een disciplinaire straf van drie dagen strafcel worden opgelegd, maar na de bedreiging op weg naar de strafcel werd dat een disciplinaire straf van vijf dagen. De volgende dag kwam de p.i.w.-ster [B] naar hem toe en zei hem dat het
niet terecht was dat hij in de strafcel was geplaatst. Zij zou regelen dat klager terug geplaatst zou worden naar de afdeling. P.i.w.-ster [B] stond aan klagers kant. Klager had in de aan het incident voorafgaande week geen spanningen veroorzaakt op de
afdeling. Klager wenst de aanwezigheid van de p.i.w.-ster [B] bij de behandeling van zijn beroep in plaats van de directeur. Verzocht wordt om contact met haar op te nemen. De directeur maakt misbruik van zijn macht.

De unit-directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De p.i.w.-ster [B] heeft via een mailbericht uitleg gegeven aan de unit-directeur over de gang van zaken. Dit is na de zitting van de beklagrechter besproken met de beklagrechter. Klagers medegedetineerde N. heeft een personeelslid met enorme verbale
agressie met de dood bedreigd en hem is een disciplinaire straf van twee weken opsluiting in de strafcel opgelegd. De week tevoren was er al veel spanning op klagers afdeling. De medegedetineerde is met veel toeters en bellen afgevoerd naar de
strafcel.
Klager heeft hierover zijn mening geventileerd en in die context heeft hij gezegd dat hij hoopte dat het goed zou komen met de p.i.w.-er die dit de medegedetineerde had aangedaan. Tijdens het vervoer naar de strafcel verzette klager zich en heeft hij
dreigementen geuit. Aanvankelijk zou klager een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in de strafcel worden opgelegd, maar na het uiten van de dreigementen is dit een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in de strafcel geworden. Omdat
met klager goed te praten viel, kon hij na het uitzitten van de straf terugkeren naar de afdeling. Het is niet aan een p.i.w.-ster om dergelijke beslissingen te nemen, maar aan de directeur. Ook al zou de p.i.w.-ster de uitlatingen hebben gedaan zoals
door klager is gesteld dan had dit, gelet op de stukken, niet tot een andere beslissing van de directeur geleid.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat het fundamentele rechtsbeginsel van hoor en wederhoor vereist dat de (beklag)rechter geen kennis neemt van mondelinge of schriftelijke informatie van een van de partijen zonder dat de wederpartij de gelegenheid
krijgt om zich daarover uit te laten. In dit geval heeft de beklagrechter kennisgenomen van informatie van p.i.w.-ster [B] zonder dat deze informatie aan klager is verstrekt en is klager derhalve niet in de gelegenheid gesteld om op die informatie te
reageren.
De beroepscommissie is van oordeel dat een dergelijke wijze van procesvoering niet wenselijk is. Nu de beroepscommissie de betreffende informatie verder niet relevant of van belang acht voor de beoordeling van het beroep en beklag wordt met deze
constatering volstaan.

De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken en de behandeling ter zitting voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst klagers verzoek om contact op te nemen met de p.i.w.-ster [B] af.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat uit de behandeling ter zitting en uit de stukken is gebleken dat voorafgaand aan het incident, ter zake waarvan klager de disciplinaire straf is opgelegd, er sprake was van onrust en spanning op klagers
afdeling. Een medegedetineerde was kort tevoren een disciplinaire straf opgelegd, omdat hij een personeelslid met de dood had bedreigd en klager heeft onder die omstandigheden de uitlatingen gedaan waarvoor hem rapport is aangezegd. De beroepscommissie
is van oordeel dat onder vermelde omstandigheden klagers uitlatingen als zijnde in strijd met de orde en de veiligheid in de inrichting konden worden aangemerkt. Vervolgens heeft klager terwijl hij naar de strafcel werd overgebracht dreigementen tegen
het personeel geuit, hetgeen door hem ook is erkend.
De beroepscommissie acht, gelet op het bovenstaande, de beslissing van de directeur om klager ter zake een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in de strafcel op te leggen niet onredelijk of onbillijk of disproportioneel. Zij zal klagers
beroep
ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. G.J. Fleers en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven