nummer: 08/3121/GA
betreft: [klager] datum: 26 maart 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.C. van Overmeire-de Vilder, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 29 september 2008 van de beklagcommissie bij de locatie Zwolle,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 maart 2009, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.D.W. Sikkema, en [...], unit-directeur van voornoemde locatie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, vanwege het feit dat er aanwijzingen waren dat klager zich aan zijn detentie zou onttrekken, welke ordemaatregel extern ten
uitvoer
werd gelegd op de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) te Vught.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had geen intentie om te vluchten. De inrichting had een ziekenhuisafspraak voor hem gemaakt. Het bezoek heeft er ook niets mee te maken. Klager weet niet over welke telefoongesprekken het gaat. Hij sprak met zijn vriendin en heeft niets verkeerd
gezegd. Klager heeft nooit voor problemen gezorgd. Hij is niet gehoord.
Namens klager is het beroepschrift mondeling toegelicht. De inhoud van het afgeluisterde telefoongesprek moet in de context worden bezien. De rechtbank zou over twee dagen uitspraak doen en klager zag de uitspraak vol vertrouwen tegemoet. Voorts wordt
inhoudelijk verwezen naar een faxbericht van 5 maart 2009 en het bijgevoegde proces-verbaal.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er was een vermoeden dat klager wilde ontvluchten. Dat had te maken met het verplaatsen van het bezoek en de ziekenhuisafspraak. Toen zijn telefoongesprekken afgeluisterd. De gesprekken worden niet lang bewaard. Klager heeft iets gezegd als ‘binnen een
week ben ik vrij’. Dat was onder andere aanleiding om klager af te zonderen. Het is gebruikelijk dat in een dergelijk geval contact wordt opgenomen met het Grip, maar het is niet met zekerheid te zeggen of dat in dit geval ook gebeurd is. In ieder
geval
is klager vooraf wel gehoord.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid, juncto artikel 23, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde in afzondering plaatsen, indien dat in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een
ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. De afzondering kan op grond van artikel 25, eerste lid, van de Pbw in een andere inrichting of afdeling ten uitvoer worden gelegd.
Uit de stukken volgt dat de afzonderingsmaatregel is opgelegd wegens aanwijzingen dat klager zich aan zijn detentie zou willen onttrekken. Deze aanwijzingen zijn het wijzigen van het bezoektijdstip, het wijzigen van de ziekenhuisafspraak en de inhoud
van (het) telefoongesprek(ken). De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde aanwijzingen op zichzelf genomen voldoende grond kunnen vormen voor het opleggen van een afzonderingsmaatregel. In dit geval bevindt zich in het dossier geen rapport
waarin de gang van zaken bij het ziekenhuisbezoek en reguliere bezoek is gerelateerd en evenmin is het telefoongesprek schriftelijk vastgelegd. Nu in het dossier een rapportage van het Grip ontbreekt en de directeur niet meer met zekerheid kan zeggen
of
er contact met het Grip is geweest, kan ervan uitgegaan worden dat er geen contact met het Grip is geweest. Enige vorm van verslaglegging is in een geval als het onderhavige met het oog op een zorgvuldige beslissing geboden, waarbij het grote belang en
de gevolgen voor klager in aanmerking zijn genomen. Ook is niet gebleken van enig resultaat van een onderzoek. Gezien het vorenstaande oordeelt de beroepscommissie dat het beklag tegen de beslissing van de directeur om klager bij wijze van
ordemaatregel
af te zonderen, gegrond verklaard dient te worden. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor de toekenning van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 47,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J. Lamens en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 26 maart 2009
secretaris voorzitter