Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0542/GV, 24 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/542/GV

betreft: [klager] datum: 24 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 februari 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. J. Serrarens, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat het feit dat hij ernstig ziek is en het laatste gedeelte van zijn leven thuis in de nabijheid van zijn gezin wenst door te brengen, wel degelijk een criterium is voor strafonderbreking.
Klager verwijst naar de artikelen 23 en 28 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Ten aanzien van artikel 23 van de Regeling stelt klager dat zijn echtgenote en drie dochters in ernstige psychische nood verkeren.
Klager is bijna 17 jaar gedetineerd en die lange detentie heeft op zichzelf al een enorme impast gehad op het gezinsleven. Het bericht dat klager longkanker heeft in een zeer vergevorderd stadium, die niet meer is te genezen, is bij het gezin
ingeslagen
als een bom. Volgens de behandelende longartsen heeft klager geen jaar meer te leven en kan hooguit een beperkte overlevingswinst worden verwacht van palliatieve chemotherapie. Gelet op het feit dat klager in juli 2008 al symptomen van de ziekte had,
moet ervan worden uitgegaan dat van het jaar inmiddels 8-9 maanden zijn verstreken.
De situatie van klager is recentelijk verslechterd. Klager had veel vocht in zijn longen en is overgebracht naar het Penitentiair Ziekenhuis. De medicamenteuze behandeling is gestaakt omdat die niet aansloeg. De kans is zeer reëel dat klager nog maar
zeer kort, mogelijk zelfs nog maar enkele dagen, te leven heeft.
Ten aanzien van artikel 28 van de Regeling benadrukt klager dat zijn fysieke en psychische toestand dramatisch slecht is. Klager vreest dat zijn vrouw en kinderen zijn overlijden niet kunnen verwerken als hij niet thuis afscheid van hen heeft kunnen
nemen. Klager heeft de steun van zijn gezin ook hard nodig. De Medisch Adviseur van het ministerie van Justitie heeft geadviseerd klager de maximale strafonderbreking te verlenen. Het is onbegrijpelijk dat de Staatssecretaris aan dit advies is
voorbijgegaan.
Weliswaar is recentelijk een gratieverzoek van klager afgewezen, hierbij is echter geen rekening gehouden met de terminale ziekte van klager. Het gratieverzoek was gebaseerd op de stelling dat klager in Duitsland, waar hem de levenslange
gevangenisstraf
is opgelegd, na 15 jaar detentie in beginsel voorwaardelijk in vrijheid zou zijn gesteld. De rechtbank heeft geadviseerd klager na 18 jaar detentie gratie te verlenen, hetgeen impliceert dat hij per 25 mei 2010 in vrijheid gesteld zou moeten worden.
Ook
het OM vindt eveneens dat na 18 jaar gevangenisstraf gratie overwogen moet worden. Inmiddels is op 13 januari 2009 een nieuw gratieverzoek ingediend, gebaseerd op de gezondheidstoestand en beperkte levensverwachting van klager. Een beslissing op het
gratieverzoek zal naar verwachting nog maanden op zich laten wachten.
Klager betwist dat klager bij een eventuele strafonderbreking in vreemdelingenbewaring wordt geplaatst. Het door klager ingestelde beroep tegen de ongewenstverklaring is door de rechtbank gegrond verklaard. Op het door de Staatssecretaris ingestelde
hoger beroep bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is nog niet beslist. Een eventuele vreemdelingenbewaring zal direct leiden tot een verzoek om voorlopige voorziening bij de bestuursrechter, waarbij zal worden verzocht klager toe
te
staan de uitkomst van de vreemdelingenrechtelijke procedure in vrijheid in Nederland te mogen afwachten.
De afwijzing van het verzoek om strafonderbreking is in dit concrete geval in strijd met artikel 3 EVRM. Het is inhumaan klagers detentie te continueren. Klager verwijst naar de uitspraak van het EHRM van 21 mei 2003 in de zaak Mouisel.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is in Duitsland tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld. In het kader van de WOTS-regeling kon klager zijn straf in Nederland uitzitten. Vanwege vermeend
vluchtgevaar staat klager op de lijst VGM. Klager is niet in het bezit van een geldige verblijfsvergunning en is ongewenst verklaard.
Het OM is van mening dat de ongewenstverklaring een belangrijke contra-indicatie is voor een strafonderbreking. Het OM acht het niet ondenkbaar dat klager de strafonderbreking zal gebruiken om uit te wijken naar Turkije. Daarnaast zou een
strafonderbreking onmiddellijk leiden tot een vreemdelingenbewaring.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven dat een aantal belangrijke contra-indicaties een positieve
beslissing op het verzoek in de weg staat. De ongewenstverklaring van klager zou betekenen dat klager automatisch in vreemdelingenbewaring wordt geplaatst. Verder valt volgens de officier van justitie niet uit te sluiten dat klager zal uitwijken naar
bijvoorbeeld Turkije. Wel kan gedacht worden aan verruiming van de bezoekmogelijkheden voor klager. Als de vrees reëel is dat klager spoedig komt te overlijden, kan bekeken worden of er mogelijkheden zijn om klager die allerlaatste tijd wel thuis te
laten doorbrengen.
De politie te Hellevoetsluis heeft negatief geadviseerd, mede gelet op het vluchtgevaar.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een levenslange gevangenisstraf.

Op grond van artikel 34 van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat
niet
kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

De beroepscommissie is van oordeel dat deze zaak wordt gekenmerkt door teveel onzekere factoren. Niet is gebleken dat de Staatssecretaris deze nader heeft onderzocht, dan wel de relevante factoren waarover wel duidelijkheid bestaat, heeft meegewogen in
haar besluitvorming. De beslissing is in zoverre onvoldoende gemotiveerd. De bedoelde factoren betreffen:
- het gegeven dat klager via een WOTS-procedure in het Nederlandse justitieel stelsel is opgenomen in relatie tot de ongewenstverklaring, waartegen nog een procedure aanhangig is;
- de niet nader door de Staatssecretaris onderbouwde stelling dat klager na eventuele beëindiging of onderbreking van de gevangenisstraf, in vreemdelingenbewaring zal worden genomen;
- het advies van de Medisch Adviseur van het ministerie van Justitie van 27 januari 2009 om aan klager de maximale strafonderbreking te verlenen;
- de medische verklaring van de behandelende artsen van 8 januari 2009 dat klager vanwege een ernstige ziekte een levensverwachting heeft van minder dan een jaar;
- het gegeven dat de strafonderbreking maximaal drie maanden kan duren;
- het gegeven dat bij gebleken detentie-ongeschiktheid klager uit detentie moet worden ontslagen.

Gelet op het vorenstaande heeft de Staatssecretaris in redelijkheid en billijkheid niet tot afwijzing van het verzoek kunnen beslissen. Het beroep is derhalve gegrond. De Staatssecretaris zal worden opgedragen binnen een termijn van twee weken na
ontvangst van deze uitspraak, een nieuwe beslissing te nemen, waarin uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met bovenvermelde factoren. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie, met name de daarin genoemde factoren, en binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 24 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven