Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1725/TB, 18 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1725/TB

betreft: [klager] datum: 18 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 8 juli 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Lonterman, en namens de Staatssecretaris mr. S. van de Nadort.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager in een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting (hierna de Pompestichting) te plaatsen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 16 september 1997 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van 15 februari 1999 geplaatst in het forensisch psychiatrisch centrum Veldzicht te
Balkbrug. Vervolgens is klager bij beslissing van 14 december 1999 overgeplaatst naar de Pompestichting te Nijmegen.
Bij beslissing van 22 februari 2008 is beslist om klager op vrijwillige basis en in afwachting van het advies van de landelijke adviescommissie plaatsing (LAP) te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting. Bij advies van de LAP van 30
mei 2008 is aangegeven dat klager voldoet aan de longstayindicatie en is de Staatssecretaris geadviseerd klager te plaatsen in een longstayvoorziening. Bij beslissing van 8 juli 2008 heeft de Staatssecretaris de beslissing tot plaatsing van klager in
een longstayvoorziening bevestigd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Klager heeft bedoeld om beroep in te stellen tegen de beslissing om hem in een longstayvoorziening te plaatsen. Betwist wordt dat hij chronisch delictgevaarlijk zou zijn. Klager is negen jaar geleden
tbs
opgelegd in verband met het feit dat hij iemand een botbreuk had toegebracht. Dit wrong destijds al bij de beslissing tot oplegging van de tbs en het wringt steeds weer bij de verlenging van klagers tbs. Klager mist in de stukken dat hij wel degelijk
is
veranderd. De inrichting heeft hem gesteund en laten zien hoe hij kan functioneren zonder alcohol. Hij heeft zijn alcoholgebruik nu onder controle. Klager gebruikt ook geen drugs meer. Hij is heel beïnvloedbaar geweest, maar is dat thans niet meer.
Vraag is of klager een ‘state of the art’ behandeling is geboden, nu in de Pompestichting klagers behandelend psychiater geopperd heeft dat er bij hem mogelijk sprake is van ADHD en dit verder niet is onderzocht. Hij zou in een minder gestructureerde
setting heel goed kunnen functioneren mits er voldoende op middelengebruik en de relaties die hij aangaat wordt toegezien. Klager is net getrouwd en zijn huidige echtgenote vormt een stabiele factor. Zijn vorige vrouw (slachtoffer in beide zaken waarin
klager een tbs is opgelegd) was geen stabiele factor. Klager zou een kans willen krijgen om te laten zien dat de behandeling wel degelijk geholpen heeft. Hij heeft het afgeleerd om rancune te voelen. Klager leeft anders en lost problemen anders op dan
vroeger.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft beroep aangetekend tegen het LAP-advies en dit betreft geen voor beroep vatbare beslissing. Klager kan om die reden niet ontvangen worden in het beroep. Mocht de beroepscommissie anders beslissen dan wordt het volgende aangevoerd. Blijkens
het longstaybeleidskader kunnen langdurig zorg- en beveiligingsafhankelijke patiënten worden geplaatst op een longstayafdeling als aan de volgende criteria is voldaan: de ter beschikking gestelde heeft conform ‘state of the art’ alle
behandelingsmogelijkheden ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, zonder dat dit heeft geleid tot een substantiële vermindering van het delictgevaar en er is geen mogelijkheid tot plaatsing in de geestelijke gezondheidszorg vanwege het
vereiste hoge beveiligingsniveau.
Klager is gedurende ruim negen jaar behandeld in de Pompestichting. Het betreft klagers tweede tbs. Klagers eerste tbs is contrair beëindigd, omdat er sprake zou zijn van onvoldoende gevaar voor recidive. Circa twee maanden na de beëindiging van de tbs
was er sprake van een nieuw delict terzake waarvan klagers tweede tbs is opgelegd ten aanzien van hetzelfde slachtoffer. Er is sprake geweest van ontvluchting. Uit de longstayaanvraag blijkt dat de vele jaren van behandeling/behandelpogingen niet het
gewenste resultaat hebben opgeleverd. Het behandelverloop kenmerkt zich door het ontbreken van probleeminzicht, impulsief gedrag, niet of nauwelijks ontwikkeld vermogen tot empathie, wantrouwen, externalisatie en een gebrekkige behandelmotivatie. Bij
herhaling heeft hij er blijk van gegeven niet om te kunnen gaan met moeilijke situaties en bij spanningen te vervallen in middelengebruik. Hij is niet in staat om structuur aan te brengen in zijn leven. De stabiliteit die hij tijdens de intramurale
behandeling heeft opgebouwd, verdwijnt bij uitbreiding van zijn vrijheden. Hij vervalt dan in oude gedragspatronen. De persoonlijkheidsproblematiek is onveranderd en er is sprake van blijvende delictgevaarlijkheid. Zowel de LAP als de onafhankelijke
rapporteurs van het NIFP bevestigen dit en achten plaatsing in een longstayvoorziening geïndiceerd.
De LAP en de onafhankelijke rapporteurs van het NIFP hebben nader onderzoek niet noodzakelijk geacht. Klager is niet geschikt voor plaatsing in de GGz vanwege het hoge recidiverisico. Het beroep zal ongegrond dienen te worden verklaard.

4. De beoordeling
De beroepscommissie vat klagers beroep op als te zijn gericht tegen de beslissing om hem in een longstayvoorziening te plaatsen en zal klager ontvangen in dit beroep.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject
niet
heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.

Volgens het betreffende beleidskader dient voorts nog aan de volgende criteria te worden voldaan voordat plaatsing op een longstayafdeling kan plaatsvinden:
a) de terbeschikkinggestelde dient conform ‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden te hebben ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, zonder dat dit geleid heeft tot substantiële vermindering van het delictgevaar (....) en
b) er is geen mogelijkheid tot plaatsing in de GGz vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid - welke naar het oordeel van de beroepscommissie alle voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de
vraag
naar de noodzaak om klager te doen verblijven in een longstayvoorziening - heeft de Staatssecretaris er in redelijkheid van uit mogen gaan dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een longstayafdeling voldoet en dat derhalve een
longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.
Hierbij is met name in aanmerking genomen dat klager gedurende lange tijd vele vormen van behandeling zijn geboden zonder dat dit tot het gewenste resultaat heeft geleid. Bij klager ontbreekt probleeminzicht en er is sprake van impulsief gedrag,
wantrouwen, externalisatie en een gebrekkige behandelmotivatie. Meermalen is gebleken dat klager niet om kan gaan met moeilijke situaties en bij spanningen vervalt in middelengebruik. Hij is niet in staat om de structuur en de stabiliteit die tijdens
de
intramurale behandeling zijn opgebouwd te handhaven bij uitbreiding van zijn vrijheden en vervalt dan in oude gedragspatronen. De persoonlijkheidsproblematiek is onveranderd en er is sprake van blijvende delictgevaarlijkheid. Klager is niet geschikt
voor plaatsing in de GGz vanwege het hoge recidiverisico.
In de rapportage van de psychiater [...] van 12 november 2007, blz. 16 onder 5, wordt nog de mogelijkheid overwogen dat er bij klager na vele jaren in een stabiele omgeving zonder behandeldruk nog verandering zou kunnen optreden en dat er geen speciale
beveiliging nodig is en dat een regulier beveiligde afdeling volstaat. De rapportage van de psycholoog [...] van 10 november 2007, blz. 26, onder 5 bevestigt dit laatste.
De beroepscommissie maakt hieruit op dat het in de toekomst wellicht mogelijk is om klager in een longcare voorziening buiten de longstay te plaatsen. Nu dergelijke voorzieningen - voor zover de beroepscommissie bekend is - voor ter beschikking
gestelden met een persoonlijkheidsstoornis nog niet bestaan, hecht de beroepscommissie er aan op te merken dat, zodra plaatsing in een dergelijke voorziening mogelijk wordt, wel dient te worden bezien of klager daarvoor in aanmerking komt.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep
zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, mr. dr. E.J. Hofstee en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven