Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2992/GB, 13 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2992/GB

betreft: [klager] datum: 13 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift , ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 november 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, op 20 februari 2009 door een lid van de Raad gehoord. Van dat horen is verslag opgemaakt en dat verslag is ter kennisneming gezonden aan klager, zijn raadsvrouw en de selectiefunctionaris.
De selectiefunctionaris is vervolgens in de gelegenheid gesteld naar aanleiding van dat verslag nog nadere inlichtingen te verstrekken. De selectiefunctionaris heeft op 26 februari 2009 schriftelijk meegedeeld te persisteren bij hetgeen hij in het
kader
van het beroep eerder naar voren heeft gebracht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als afgestrafte in het huis van bewaring (h.v.b.) van de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 9 november 2007 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Alphen aan den Rijn, van waaruit hij in het kader van een ordemaatregel is geplaatst in de landelijke afzonderingsafdeling Nieuw Vosseveld te Vught. Op 24 december 2007
is hij overgeplaatst naar de EBI. Aansluitend aan de in Nederland opgelegde gevangenisstraf, zal klager worden overgeleverd aan Groot Brittannië, waar hij zich – tijdens de tenuitvoerlegging van een levenslange gevangenisstraf – in 1994 heeft
onttrokken
aan detentie.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Klagers raadsvrouw legt een pleitnota over en voert het woord overeenkomstig de inhoud daarvan. Klager bestrijdt de gronden waarop hij in de EBI is geplaatst. Hij ontkent in het verleden ernstig geweld te hebben gebruikt. Hij heeft indertijd in Groot
Brittannië geen agent doodgeschoten. Klager zat toen in een vluchtauto en was niet aanwezig bij dat voorval. Klager ontkent een mes te hebben laten binnensmokkelen in de gevangenis waar hij verbleef. Hij verbleef toen pas vijf uur in die betreffende
gevangenis. Hij heeft eenvoudigweg niet de tijd gehad om iets dergelijks te regelen. Klager bevond zich bij toeval in de bus waarin dat mes, dat voor een medegedetineerde bedoeld was, verborgen was. Die medegedetineerde heeft gestoken en is vervolgens
gevlucht. Omdat klager geboeid was aan die medegedetineerde moest hij wel meegaan. Klager hoopt een en ander te kunnen bewijzen zodra hij de beschikking heeft over het Britse strafdossier. Klager verbleef overigens in Groot Brittannië in een normaal
beveiligde inrichting. Klager heeft zich daarom nooit gewelddadig opgesteld. Hij was eerder tot tweemaal toe de verkeerde persoon op de verkeerde plek.
Klager is, anders dan wordt gesteld, geen lid van een criminele groep die in Spanje verblijft. Hij is overigens indertijd niet binnen vierentwintig uur Groot Brittannië uitgesmokkeld, maar heeft daar maanden over gedaan. Op zich is, gelet op zijn
veroordeling, een vlucht naar een land als Spanje bepaald niet ongebruikelijk. Klager heeft in de EBI nimmer verklaard dat hij, indien hem de kans zou worden geboden, zou ontvluchten. Het verhaal met betrekking tot de inrichtingskapster en de scharen
is
uit de lucht gegrepen.
Er is geen sprake van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, van maatschappelijke onrust of een geschokte rechtsorde. Dat zou, afgaande op de omstandigheden als verwoord door de Britse justitie, wel voorstelbaar zijn maar klager brengt nuances aan
ten aanzien van die feiten en omstandigheden. Klager heeft het idee dat de Britse justitie klagers geval tot grote proporties heeft opgeblazen omdat zij geen gezichtsverlies wenst te lijden. Ten aanzien van de overleveringsgrond geldt dat klager
daarmee
instemt en dat op het overleveringsverzoek al in begin 2008 positief is beslist door de Rechtbank in Amsterdam. Klager is van mening dat hij niet de dupe dient te worden van de omstandigheid dat de justitiële autoriteiten kennelijk geen haast wensen te
maken met die overlevering. Klager dient zo spoedig mogelijk te worden overgebracht naar Groot Brittannië dan wel te worden overgeplaatst naar een minder zwaar beveiligde inrichting. Voorts heeft klagers raadsvrouw nog het volgende naar voren gebracht.
Klager wordt ervan beschuldigd een mes te hebben laten binnensmokkelen in de Britse gevangenis en daarmee een bewaker te hebben neergestoken. Dat klopt volgens klager echter niet. Dat mes was bedoeld voor een medegedetineerde. Klager wist niets van dat
mes. Klagers Britse raadsman probeert nu de betreffende stukken boven water te krijgen. Klager heeft – zakelijk weergegeven - voorts nog het volgende naar voren gebracht. Klager is in Groot Brittannië veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.
Tegen die veroordeling is nog geen beroep ingesteld. Klagers Britse advocaat houdt zich daar nu mee bezig. Er is inmiddels nieuw bewijs voorhanden en om die reden kan klager in beroep gaan. Hij is in 1994 in Groot Brittannië veroordeeld. Klager is in
Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf en heeft een Wots-verzoek ingediend. Hij wil zijn gevangenisstraf graag in Groot Brittannië uitzitten. Ook omdat hij zich dan beter kan verdedigen in de Britse strafzaak. Ook kan hij dan bezoek ontvangen
van
zijn kinderen. Klager heeft inmiddels – via zijn Britse advocaat – om de stukken in zijn Britse strafzaak verzocht.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI is aangegeven dat klager inmiddels ruim één jaar in de EBI verblijft. Klager kan worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk waarbij hulp van buitenaf mogelijk is. Daarnaast wordt hij ervan
verdacht lid te zijn van een criminele organisatie. De Britse justitie heeft ten aanzien van klager een overleveringsverzoek ingediend, hetgeen in februari 2008 door de Rechtbank te Amsterdam is gehonoreerd. Klager is in Groot Brittannië met hulp van
buitenaf ontvlucht en wist vervolgens veertien jaar uit handen van justitie te blijven. In Groot Brittannië wacht hem een levenslange gevangenisstraf in verband met moord op een politiefunctionaris en een gewapende overval. De directeur is van mening
dat justitie in klagers geval geen enkel risico mag nemen. In geval van een ontvluchting zou er sprake zijn van een onaanvaardbaar risico voor de maatschappij, maatschappelijke onrust in Nederland en Groot Brittannië en van een zeer ernstig geschokte
rechtsorde. Geadviseerd wordt klagers verblijf in de EBI te verlengen.

3.3. In het Griprapport d.d. 27 november 2007 wordt vermeld dat klager in Groot Brittannië is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf en dat hij zich daar op 16 februari 1994 aan detentie heeft onttrokken. Bij die gelegenheid is een bewaker
neergestoken met een mes. Klager zou vervolgens binnen 24 uur Groot Brittannië uitgesmokkeld zijn en is daarna veertien jaren lang onvindbaar gebleven voor de Britse justitie. Klager staat volgens de Britse politie in de top 10 van de ‘Most
Wanted-lijst’ van Scotland Yard. Uit Britse informatie blijkt voorts dat klager een beschermd lid is van een criminele organisatie die in Spanje verbleef. Indien klager thans in Groot Brittannië gedetineerd zou zijn, zouden voor hem de
veiligheidsmaatregelen gelden die vergelijkbaar zijn met het Nederlandse EBI-regime.

3.4. De selectiefunctionaris die klager op 10 november 2008 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
Klager ervaart de behandeling op de EBI als positief en vindt de behandeling beter dan in de Britse gevangenis. Klager heeft wel veel problemen met de bezoekmogelijkheden en de beperkte tijd voor telefooncontacten. Hij mist zijn kinderen en het feit
dat
lichamelijk contact tijdens het bezoek niet is toegestaan. Klager heeft aangegeven dat hij om die reden zou kunnen instemmen met een Wots overdracht naar Groot Brittannië.

3.5. De selectiefunctionaris heeft bericht dat klager sinds 24 december 2007 in de EBI verblijft en dat de noodzaak van de verlenging van zijn verblijf aldaar aan de orde is geweest op de vergadering van de Adviescommissie EBI op 13 november 2008.
Uit de beschikbare informatie blijkt dat klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Hij is met inzet van buitengewoon grof geweld, met hulp van buitenaf, gevlucht uit Britse detentie. Klager maakte deel uit van een criminele organisatie,
waarbij hij niet heeft geschroomd substantiële financiële middelen in te zetten, gericht op hulpverlening ten behoeve van het welslagen van zijn ontvluchtingspoging. Klager wist vervolgens veertien jaren uit handen van politie en justitie te blijven.
Klager is in Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, waartegen door hem beroep is aangetekend. Aansluitend aan zijn vrijheidsstraf zal klager worden overgeleverd aan Groot Brittannië.
Klager heeft aangetoond in staat te zijn ook organisatorische invulling te geven aan ontvluchtingsvoornemens, terwijl hij niet schroomt om buitengewoon grof geweld te gebruiken indien hij dit noodzakelijk acht. In de periode tussen 21 december 2007 en
14 mei 2008 heeft klager tegenover de recherche aangegeven dat hij, als hij de kans zou krijgen om te ontvluchten, dit zeker niet zal laten. In geval van ontvluchting zou sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, van maatschappelijke
onrust en van een geschokte rechtsorde. Gelet op het vorenstaande heeft de selectiefunctionaris besloten klagers verblijf in de EBI te verlengen.

4. De beoordeling
4.1. De EBI te Vught is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
“a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.”

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Er kan worden vastgesteld dat klager in Groot Brittannië is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf terzake van een feit waarbij een politiemedewerker om het leven is gebracht. Daarnaast staat vast dat klager in 1994 uit Britse detentie is
ontsnapt, dat daarbij een bewaarder is neergestoken en dat klager vervolgens Groot Brittannië heeft verlaten. Klager is vervolgens in november 2007 in Nederland aangehouden terzake van een Opiumwetdelict en overtreding van de Wet wapens en munitie.
Voor
deze laatste feiten is hij in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Uit het vorenstaande komt omtrent klager een beeld naar voren van iemand die misdrijven pleegt waarbij het gebruik van (ernstig) geweld niet wordt geschuwd en
die in staat is om zich, met hulp van buitenaf en met het gebruik van grof geweld, aan de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde vrijheidstraf(fen) te onttrekken.
De beroepscommissie komt, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband beziende, tot het oordeel dat in redelijkheid kon worden geconcludeerd dat klager nog steeds een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk
risico in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten vormt. Het terzake door en namens klager gevoerde verweer doet hier niet aan af.
De beroepscommissie acht, gelet op de aard van de feiten die klager heeft gepleegd en de omstandigheid dat klager na ommekomst van zijn gevangenisstraf zal worden overgeleverd aan Groot Brittannië, aannemelijk dat klager bij ontvluchting een
onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt. De omstandigheid dat klager thans heeft aangegeven in het kader van de Wots de hem opgelegde gevangenisstraf in Groot Brittannië te willen ondergaan, doet daaraan niet af.
De beroepscommissie concludeert dat klager, gelet op het hiervoor overwogene, zowel valt in de onder 4.2 bedoelde categorie a. als in de daar bedoelde categorie b.

De beroepscommissie komt, gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk
kan
worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 maart 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven