Nummer: 08/3349/JB
Betreft: [klager] datum: 12 maart 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. K.A.M. Rademaker-Ramaeckers,
namens
[...], geboren op [1989], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 22 december 2008 van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 18 februari 2009, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Heuvelrug, locatie Eikenstein, te Zeist, zijn gehoord mr. E. Uijt de Bogaardt, kantoorgenote van klagers bovenvermelde raadsvrouw, en [...],
selectiefunctionaris, alsmede [...], juridisch medewerker bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie.
Klager is niet ter zitting verschenen. Volgens telefonische inlichtingen van de DV & O van 18 februari 2009 is klager vanwege zijn gedrag tijdens zijn vervoer naar de zitting weer teruggebracht naar de inrichting van verblijf.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing vanuit de Glen Mills School naar een andere behandelinrichting afgewezen.
2. De feiten
Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 31 december 2007 is aan klager jeugddetentie voor de duur van zes maanden opgelegd, alsmede de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel), bij voorkeur ten uitvoer
te leggen in de Glen Mills School.
Klager is op 25 april 2008 geplaatst in de Glen Mills School.
Bij brief van 10 november 2008 heeft klager verzocht te worden overgeplaatst naar een andere behandelinrichting.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek door de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager zit niet op de juiste plaats in de Glen Mills School. Hij krijgt daar geen enkele vorm van behandeling en voelt zich daar niet veilig. Hij is daar geplaatst vanwege een oppositionele en antisociale gedragsstoornis in relatie tot
groepsgevoeligheid. Vanwege zijn leeftijd is in 2007 geen persoonlijkheidsonderzoek gedaan. Een dergelijk onderzoek moet nu wel worden gedaan, omdat de borderlinestoornis zich alleen maar verder heeft ontwikkeld. Het is ook de vraag of de methodiek van
de Glen Mills School geschikt is voor borderliners.
Verder moet er rekening worden gehouden met het feit dat klager in De Meerkanten was gediagnosticeerd met PDD-NOS. Die diagnose is niet vastgesteld, maar op pagina 17 van de pro justitia rapportage van 2007 van de psycholoog wordt wel gesproken van
duidelijke symptomen die op PDD-NOS wijzen. Wellicht kan nader onderzoek duidelijkheid geven.
Verder is van belang dat klager volgens de pro justitia rapportage uit 2007 van de psychiater behandeling van zijn drugs- en alcoholproblematiek behoeft en klager daarvoor tot op heden geen behandeling heeft gehad in de Glen Mills School.
Volgens de Glen Mills School kan klager daar worden behandeld, mits hij zich overgeeft aan zijn huidige realiteit en meer open gaat staan voor beïnvloeding van buitenaf. Het is de vraag of men weet waaraan klager zich dan moet overgeven. Klager heeft
een gesprek gehad met zijn vertrouwenspersoon binnen de Glen Mills School en heeft zijn raadsvrouw gemachtigd daarover mededelingen te doen. Klager heeft begin augustus 2008 als klokkenluider gesproken over door hem geconstateerde misstanden in de
inrichting. Daarover is met hem gesproken en daarbij is aangegeven dat dit in de groep besproken moest worden. Klager wilde dat echter niet uit vrees voor represailles. Half augustus 2008 heeft een student in hogere rangorde seksueel intimiderende
opmerkingen naar klager gemaakt, inhoudende dat hij sneller op de ladder kon opklimmen en verlof kon krijgen als hij bepaalde handelingen bij die student zou verrichten. Daarna ging het mis met klager. Als zevenjarige jongen is hij seksueel misbruikt,
wat hij altijd heeft weggestopt. Dat trauma is door de opmerkingen van de student naar boven gekomen. In dit verband is van belang dat op pagina 16 van de pro justitia rapportage van 2007 van de psychiater wordt aangegeven dat het lastig is om een of
meerdere oorzaken voor de zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis aan te geven, onder meer omdat er geen aanwijzingen zijn voor seksuele en/of fysieke traumatisering, maar ook dat klager vanaf zijn achtste jaar plotseling zeer boos kan worden om
iets heel kleins. Op pagina 8 van de rapportage van de psycholoog wordt beschreven dat klagers gedrag vanaf zijn zevende jaar op school was veranderd, mogelijk vanwege pesterijen. Dit zijn allemaal aanwijzingen waarnaar onderzoek gedaan moet worden. Er
moet psychiatrisch onderzoek naar het seksuele misbruik volgen. Klager is tijdelijk in De Sprengen geplaatst om aangifte te doen van seksueel misbruik in de Glen Mills School door medestudenten en het oogluikend toestaan daarvan door de staf. Klager
heeft van anderen begrepen dat seksueel misbruik aan de orde van de dag is in de inrichting. Gunsten worden door studenten hoger in rangorde afgedwongen bij studenten die lager in de rangorde staan.
Klager was kort na plaatsing in de Glen Mills School weggelopen, waarbij door het personeel lichamelijk geweld is gebruikt om hem weer binnen te krijgen. Klager was al bull, maar dat is en kon niet worden opgenomen in de voortgangsrapportage vanwege
het
gebruikte lichamelijke geweld.
Verder is klager in januari 2009 tijdens het studeren door een stafmedewerker bedreigd met terugplaatsing in een lagere rang, omdat, zo is tegen klager gezegd: “hij niet zo moet zitten bullshitten”. Klager heeft gezien zijn eerdere ervaring als
klokkenluider zijn mond gehouden.
Onjuist is de mededeling in de voortgangsrapportage dat klager altijd contact met zijn advocaat kon hebben. Het eerste moment waarop zijn raadsvrouw contact met klager had was het derde wegloopmoment, in oktober 2008.
Klager ziet bij het ouder worden steeds meer in dat hij een probleem heeft en behandeling nodig heeft. Klager wil daarom ook een goede behandeling. Het groepsgebeuren in de Glen Mills School is voor hem niet geschikt. Klager is depressief, mogelijk
deels vanuit het genoemde trauma, maar mogelijk ook vanuit de borderlinestoornis waarvoor hij niet wordt behandeld. Volgens de voortgangsrapportage is klager kerngezond, maar hij is regelmatig flauwgevallen, mogelijk als reactie van het lichaam op de
spanningen. Klager slaapt slecht, waarvoor hij medicatie krijgt.
De selectiefunctionaris heeft in beroep het volgende standpunt ingenomen.
De rechter heeft het advies van de pro justitia rapporteurs tot plaatsing van klager in de Glen Mills School overgenomen. Klager is in die inrichting geplaatst, omdat er blijkens het dossier onvoldoende aanknopingspunten zijn voor plaatsing in een
j.j.i. met een landelijke bestemming voor psychiatrie. De Glen Mills School heeft geadviseerd klagers verzoek tot overplaatsing af te wijzen, omdat zij voldoende behandelingsmogelijkheden ziet. Blijkens voortgangsrapportage is klagers aanpassing
redelijk voor het programma van de inrichting en wordt zijn omgang met coaches en de interactie met medestudenten over het algemeen voldoende tot positief beoordeeld, ondanks dat klager heeft aangegeven te willen vertrekken. Daarmee is voortzetting van
klagers verblijf in de Glen Mills School geïndiceerd. Waar klager zich in het verleden meermalen aan hulpverlening heeft onttrokken, lijkt het ook vanuit dat perspectief van belang juist niet mee te gaan in klagers wens tot overplaatsing.
Op basis van de toen bekende feiten kon in redelijkheid worden besloten het overplaatsingsverzoek af te wijzen. Als de Glen Mills School twijfel had gehad over een contra-indicatie voor klagers opname en behandeling in de inrichting, zou dat aan het
ministerie zijn doorgegeven. Daarin is de inrichting heel stellig. In klagers geval was daarvan geen sprake. Er was op een gegeven moment bij klager sprake van een tanende motivatie, maar klager was wel bereid zich aan het groepsproces te onderwerpen
en
hij had een goed contact met het personeel en medestudenten.
Er is nu sprake van een nieuwe situatie, maar dat doet niets af aan de situatie van toen.
Klager is op verzoek van de Glen Mills School tijdelijk in De Sprengen geplaatst met het oog op het doen van aangifte, welke plaatsing op 19 februari 2009 afloopt. De tijdelijke overplaatsing heeft niets te maken met gedrag van klager en is ook naar
klager toe uitgelegd als het serieus nemen van zijn probleem. De Glen Mills School heeft De Sprengen verzocht de tijdelijke overplaatsing met 14 dagen te verlengen. De Sprengen is accoord, waardoor klager daar tot 5 maart 2009 zal verblijven. In die
tijd wordt bekeken of terugplaatsing naar de Glen Mills School nog mogelijk is of dat hij in een andere inrichting geplaatst moet worden. De Glen Mills School moet vragen om nader psychologisch en/of psychiatrisch onderzoek. Klagers vertrouwenspersoon
beseft het belang daarvan. Blijkens mondelinge informatie van klagers behandelaar in de Glen Mills School van 17 februari 2009 is nu nader onderzoek nodig naar de vraag of de Glen Mills School nog geïndiceerd is voor klager, gelet op wat kortgeleden
nieuw naar boven is gekomen. Mede daarom heeft de Glen Mills School De Sprengen gevraagd klagers verblijf aldaar te kunnen voortzetten.
Inmiddels is de Glen Mills School geen j.j.i. meer, maar een instelling voor gesloten jeugdzorg. Volgens afspraak mogen de jeugdigen met een p.i.j.-maatregel hun behandeling nog in die inrichting afmaken.
4. De beoordeling
Klager ondergaat de p.i.j.-maatregel. Hiervoor zijn de behandelinrichtingen bestemd.
De Glen Mills School was ten tijde van klagers plaatsing een normaal beveiligde j.j.i., waarin jeugdigen met een pij-maatregel konden worden opgenomen en behandeld. Inmiddels is de Glen Mills School niet langer een j.j.i, maar een instelling voor
gesloten jeugdzorg, waarin reeds geplaatste jeugdigen met een p.i.j.-maatregel hun behandeling kunnen afmaken.
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft geadviseerd tot plaatsing van klager in de Glen Mills School, overeenkomstig adviezen daartoe in de pro justitia rapportage van 2007 ter behandeling van de bij klager geconstateerde oppositionele gedragsstoornis en
een
zich ontwikkelende borderline en antisociale persoonlijkheidsstoornis, alsook ter behandeling van het misbruik van softdrugs en alcohol.
Klager is op 25 april 2008 geplaatst in de Glen Mills School. Hij heeft bij brief van 10 november 2008 verzocht om overplaatsing naar een andere behandelinrichting, omdat hij in de Glen Mills School niet de volgens de pro justitia rapportage
noodzakelijke behandeling krijgt. Met name gesprekken met de psycholoog zijn nog niet van de grond gekomen. Hij heeft daar minimaal contact met zijn ouders en de maatschappij. Klager vreest dat zijn probleem in de Glen Mills School niet wordt
opgelost.
In verband met klagers verzoek om overplaatsing naar een andere behandelinrichting heeft de selectiefunctionaris advies gevraagd aan de Glen Mills School. Bij brief van 21 november 2008 is geadviseerd het overplaatsingsverzoek af te wijzen, omdat de
Glen Mills School, gelet op zijn persoons- en gedragsbeeld, afgezet tegen klagers ontwikkeling en hulpverleningsgeschiedenis, voldoende begeleidingsmogelijkheden en –middelen heeft om klager te behandelen. Wel is daarbij aangegeven dat klager zich moet
“overgeven” aan de huidige realiteit en meer open moet gaan staan voor beïnvloeding van buitenaf.
Uit de voortgangsrapportage van 25 oktober 2008 van de inrichting komt onder meer naar voren dat klager geen grote aanpassingsproblemen lijkt te hebben en in staat lijkt zich te conformeren aan het systeem van confronteren en geven en ontvangen van
feedback, dat hij een goed contact met medestudenten heeft en samenwerkt met de coaches, dat hij wantrouwend en een afwachtende houding heeft binnen de geleide groepsinteractie, dat klager zelf vindt dat hij heeft geleerd om te gaan met tegenslagen en
agressie, alsmede dat hij niets meer wil of hoeft te leren en weg wil.
De beslissing van de selectiefunctionaris tot afwijzing van klagers overplaatsingsverzoek kan, in het licht van de hierboven genoemde, ten tijde van het nemen van die beslissing bekende gegevens, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,
niet onredelijk of onbillijk worden genoemd. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat zij niet bevoegd is te oordelen over de wijze waarop een j.j.i. vorm geeft aan een behandeling.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
Waar inmiddels nieuwe feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht die nader onderzoek vergen en die het mogelijk wenselijk of noodzakelijk maken dat klagers pij-behandeling in een andere behandelinrichting wordt voortgezet, kan een nieuwe
situatie
ontstaan. Indien dan zou worden beslist tot terugplaatsing van klager in de Glen Mills School en hij het daarmee niet eens is, staat het klager vrij tegen die beslissing bezwaar in te dienen en, indien het bezwaar ongegrond wordt verklaard, daartegen
vervolgens beroep in te dienen. De beroepscommissie kan dan op basis van de noodzakelijke gegevens, waarover thans nog niet kan worden beschikt, beoordelen in hoeverre voortzetting van klagers verblijf in de Glen Mills School redelijk en billijk is te
achten.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. de Jong, voorzitter, mr. dr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers en drs. B. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 maart 2009
secretaris voorzitter