Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2766/GM, 9 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2766/GM

betreft: [klager] datum: 9 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift\, ingediend door mr. K.R. Verkaart, advocaat te Rotterdam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Tilburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 22 oktober 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2008, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager gehoord. Zijn raadsman en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Tilburg hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te
verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 22 september 2008, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren van klager en de ontoereikende medische behandeling.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is het volgende aangevoerd. Klager krijgt niet de juiste maat bureaustoel en rolstoel. Hij heeft lichamelijke problemen die aan het reinigen van zijn cel in de weg staan. Er heeft geen deugdelijk lichamelijk onderzoek plaatsgevonden als
gevolg waarvan de arts een advies heeft kunnen doen uitbrengen over de geschiktheid van klager voor het verrichten van arbeid. Daarnaast krijgt hij te weinig medische behandeling. Zo zijn er geen medicijnen beschikbaar voor zijn psoriasis. Tevens is
hem
een keer de verkeerde dosis medicatie verstrekt. Klager heeft aangegeven psychische hulp te wensen. Als gevolg hiervan is hij slechts eenmaal bij psycholoog geweest die aangaf hem niet te willen behandelen ondanks zijn klachten.
Tot slot heeft de raadsman verzocht om aanhouding van de zaak.

Klager heeft ter zitting zijn klacht als volgt toegelicht. Zijn klacht richt zich op meerdere onderdelen. Toen hij nog in vrijheid was heeft hij van zijn psychiater medicatie voorgeschreven gekregen die zijn hoofd rustig houdt. Binnen de p.i. Tilburg
krijgt hij deze niet. Desondanks moet hij naar de arbeid, waar hij zich in een onrustige en lawaaierige omgeving bevindt. Het betreft geen zwaar werk en het kan zittend. Klager wil af en toe best werken, maar alleen als hij rust in zijn hoofd heeft.
Als
hij halverwege de arbeid er mee stopt kan hij een rapport krijgen.

Zijn steunkousen kan hij in het weekend niet zelf aantrekken, vanwege zijn omvang kan hij niet bij zijn voeten.

Ter behandeling van zijn psoriasis kreeg hij van zijn dermatoloog in het ziekenhuis in Dirksland medicatie, welke perfect hielp.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Dat er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden bij de beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid van klager, impliceert niet dat dit onvoldoende is onderzocht. Onderzoek naar arbeids(on)geschiktheid van gedetineerden kan ook op basis van de
medische gegevens. Binnen detentie heeft het verrichten van arbeid bovendien een andere functie dan buiten, in de vrije maatschappij. Binnen detentie geldt werken als een zinvolle dagbesteding waarbij nauwelijks sprake is van lichamelijke inspanning.
De overige namens klager aangevoerde incidenten maken geen deel uit van het oorspronkelijke bemiddelingsverzoek.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht over de zaak en wijst het verzoek om aanhouding derhalve af.

De beroepscommissie overweegt allereerst dat klager enkel kan worden ontvangen in zijn beroep met betrekking tot de klacht inzake het niet verstrekt krijgen van een goede stoel en rolstoel, het niet kunnen reinigen van zijn cel, het niet
arbeidsongeschikt verklaren en het ontbreken van hulp in het weekend bij het aantrekken van de steunkousen. In beroep kunnen slechts die klachten aan de orde komen, van welke bemiddeling is verzocht aan de medisch adviseur. Dat is slechts ten aanzien
van de hiervoor genoemde klachten het geval.

Uit de medische gegevens komt naar voren dat klager regelmatig is gezien door de medische dienst. Daarbij is ook de eventuele arbeidsongeschiktheid meermalen aan de orde geweest. Daaruit is de afspraak naar voren gekomen dat klager niet
arbeidsongeschikt verklaard werd, maar dat hij zittend of aangepast werk zou verrichten. Voorts blijkt dat klager mag aangeven wanneer het werken niet meer gaat. Dan mag hij eerder stoppen.
Nu niet is gesteld of gebleken op grond waarvan klager gelet op zijn psychische en medische gesteldheid binnen de inrichting volledig arbeidsongeschikt verklaard had moeten worden, terwijl klager ook heeft aangegeven in bepaalde mate wel te willen
werken, ziet de beroepscommissie geen aanknopingspunten de beslissing van de inrichtingsarts onjuist of onzorgvuldig te achten.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.
Ten aanzien van de bureaustoel, de rolstoel, het reinigen van de cel alsook het ontbreken van hulp bij het aantrekken van de steunkousen wordt opgemerkt dat dit beslissingen betreft die aan de directeur in het kader van de uitoefening van zijn
zorgplicht zijn voorbehouden. Klager zal op deze onderdelen dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het niet arbeidsongeschikt verklaren ongegrond.
De beroepscommissie verklaart klager voor het overige niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven