Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2391/GM, 9 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2391/GM

betreft: [klager] datum: 9 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Geerhorst te Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 september 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.W.P. Krijnen, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Geerhorst heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 21 juli 2008, betreft de niet adequate medische zorg.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Klager is twee maal aan zijn rug geopereerd (hernia). De artsen in België, waar hij destijds behandeld is, hebben aangegeven dat hij meteen contact op zou moeten nemen voor verdere behandeling als hij weer klachten had. De inrichtingsarts geeft enkel
aan dat de pijn die klager heeft met rust en pillen wel overgaat. Pas in augustus 2008 is er een afspraak gemaakt in het ziekenhuis.
In de nadere gronden geeft klager nog aan nooit de brieven van of aan de neuroloog gezien te hebben en de arts zou hem nooit onderzocht hebben.
Ter zitting is hier door en namens klager aan toegevoegd dat klager begin juni met rugklachten naar de inrichtingsarts is gegaan. Hij heeft pijnstillers gekregen.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk -zakelijk weergegeven- het volgende standpunt ingenomen. Klager klinkt ontstemd in zijn schrijven. Het medisch handelen van de inrichtingsarts is conform de vigerende richtlijnen. Ernstige complicaties van een
(radiculair) syndroom hebben zich op geen enkele wijze voorgedaan. Om die reden heeft er ook geen spoedverwijzing plaatsgevonden, maar is gewerkt aan de pijnbestrijding.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat klager op 23 juni 2008 melding heeft gemaakt van zijn rugklachten. Bij die gelegenheid is hem pijnmedicatie voorgeschreven. Op 1 juli 2008 heeft de
inrichtingsarts
contact opgenomen met de huisarts van klager. Hem is extra pijnmedicatie voorgeschreven en tevens is klager doorverwezen naar de neuroloog.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Dat klager naar zijn mening pas in een
erg laat stadium bij de neuroloog terecht kon, kan de inrichtingsarts niet worden aangerekend.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven