Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2298/GM, 9 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2298/GM

betreft: [klager] datum: 9 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zuid-Oost te Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 3 september 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 19 december 2008 in de p.i. Amsterdam.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Zuid-Oost heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 11 en 14 juli 2008, betreft de niet adequate behandeling van de rugklachten en het niet arbeidsongeschikt verklaren.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Hij had erge last van zijn rug en wilde zich om die reden ziek melden. De verpleegkundige wist zonder nader onderzoek te vertellen dat klager in staat zou zijn om te werken. Toen hij hieraan geen gehoor gaf is hem verslag aangezegd. Naderhand heeft de
arts aangegeven klager niet meer te willen onderzoeken en dat klager arbeidsgeschikt was.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klagers velerlei somatische klachten werden telkens serieus genomen en lege artis onderzocht. Ook de rugklachten zijn meermalen beoordeeld en onderzocht. Daarbij kwam de arts steeds tot dezelfde conclusie, nl aspecifieke low back pain. Deze klachten
zijn mogelijk het gevolg van klagers overmatige krachttraining. Er zijn geen aanwijzingen voor een specifieke oorzaak gevonden. Beeldvormende diagnostiek en specialistische verwijzing werden bij deze aspecifieke klachten als niet zinvol afgewezen.
Richtlijnen met als doel het bevorderen dat patiënt zo snel mogelijk in beweging komt en normaal gaat functioneren werden als niet serieus van de hand gewezen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie merkt allereerst op dat voor zover klager het niet eens is met de disciplinaire straf als gevolg van werkweigering dit onderdeel niet ter beoordeling van deze beroepscommissie is.
De vraag die voorligt is of de inrichtingsarts adequaat is omgegaan met klagers klachten en of die klachten tot een arbeidsongeschiktheid hadden dienen te leiden. Uit de zich in het procesdossier bevindende medische gegevens omtrent klager wordt
voldoende aannemelijk dat klager rugklachten had. De inrichtingsarts heeft deze klachten serieus genomen. Het bestaan van klachten leidt er evenwel niet toe dat klager om die reden geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard diende te worden.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven