Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3364/GA, 9 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Schade  v

Uitspraak

nummer: 08/3364/GA

betreft: [klager] datum: 9 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 december 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. M.J. Boers om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van de directeur om klager geen schadevergoeding toe te kennen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De directeur heeft het verzoek om schadevergoeding onzorgvuldig beoordeeld en ten onrechte afgewezen. De directeur heeft de begrippen tegemoetkoming en schadevergoeding niet juist opgevat. De beklagrechter heeft de directeur hierin gevolgd. Kennelijk
is
de beklagrechter tot een ongegrondverklaring gekomen omdat zij dacht dat klager het niet eens was met de tegemoetkomingen die hem zijn toegekend in verband met gegronde klachten. In het bijzonder zijn de artikelen 67 en 68 Pbw geschonden.
De ongegrondverklaring door de beklagrechter is onbegrijpelijk, onjuist, ondeugdelijk en onvoldoende met redenen omkleed en dient te worden vernietigd. Voorts heeft de beklagrechter verzuimd de mogelijkheid van schorsing te vermelden, waardoor de
uitspraak dient te worden vernietigd. Klager verzoekt om gegrondverklaring van het beroep en beklag en om aan hem een schadevergoeding en een tegemoetkoming toe te kennen.
Klager verzoekt om, gelet op het bepaalde in artikel 6 EVRM, hem in de gelegenheid te stellen om zijn beklag in een (openbare) hoorzitting nader mondeling toe te lichten.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.

Uit artikel 67, derde lid, Pbw volgt dat in de uitspraak van de beklagrechter de mogelijkheid tot schorsing van tenuitvoerlegging van de uitspraak als bedoeld in artikel 70, tweede lid, Pbw wordt vermeld. De beroepscommissie overweegt dat de wet geen
rechtsgevolgen verbindt aan het niet vermelden van de mogelijkheid tot schorsing. Overigens is, gelet op de door klager (eerder) ingediende schorsingsverzoeken, gebleken dat hij goed bekend is met de mogelijkheid om een schorsingsverzoek in te dienen
en
is klager derhalve niet in zijn belangen geschaad.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven