nummer: 08/2525/GM
betreft: [klager] datum: 9 maart 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 22 september 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
De beroepscommissie hield zitting op 19 december 2008 in de p.i. Amsterdam.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Zwolle heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het ongedateerde verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft het niet verstrekken van methadon en Ritalin.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Bij binnenkomst kreeg klager geen medicatie en methadon is in zeer korte tijd afgebouwd, waardoor hij ziek is geworden. Hij kreeg geen reactie op sprekersbrieven. Klager heeft al met al veel psychische klachten opgelopen. In beroep heeft hij hieraan
toegevoegd dat hij nu Concerta krijgt voorgeschreven, maar dit helpt naar zijn idee niet. Klager heeft nog steeds chaos in zijn hoofd en last van stemmingswisselingen. Hij kan zich niet concentreren. Klager wil graag weer Ritalin.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Het medicatieverleden van klager is niet goed traceerbaar. Hij gebruikte buiten bijna geen heroïne, derhalve is de methadon na zijn komst vanuit het politiebureau snel afgebouwd. De Ritalin is vervangen door Concerta. Per 1 oktober 2008 is hem weer
Ritalin verstrekt.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt het volgende. Uit de stukken valt af te leiden dat de inrichtingsarts op basis van de door klager verstrekte gegevens contact heeft opgenomen met klagers huisarts. Omdat het eerder versterkt krijgen van Ritalin niet te
achterhalen viel, is hem dit aanvankelijk niet verstrekt. Nadat uit medische dossiers bleek dat klager dit eerder in detentie wel kreeg voorgeschreven, is hem dit alsnog verstrekt.
Omdat bleek dat klager bijna geen heroïne gebruikte is hem geen methadon verstrekt en is de dosering die hij vanuit het politiebureau kreeg meteen afgebouwd.
Gelet op vorenstaande kan worden vastgesteld dat de inrichtingsarts voldoende heeft onderzocht of er enige medicatienoodzaak aanwezig was waardoor het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm
neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 maart 2009
secretaris voorzitter