nummer: 08/3064/GB
betreft: [klager] datum: 9 maart 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 14 november 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Klager is op 20 februari 2009 door een lid van de Raad gehoord. Van dat horen is verslag opgemaakt en dat verslag is ter kennisneming aan klager en de selectiefunctionaris gezonden. Aan de selectiefunctionaris is de mogelijkheid geboden tot het
verstrekken van nadere inlichtingen naar aanleiding van hetgeen in het verslag van horen staat vermeld. De selectiefunctionaris heeft bij schrijven van 26 februari 2009 nadere inlichtingen verstrekt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als afgestrafte in de extra beveiligde inrichting (EBI) (voorheen de EBI Nieuw Vosseveld) te Vught.
2. De feiten
Klager is sedert 8 november 1999 gedetineerd. Op 12 december 2001 is hij ontvlucht. Op 12 mei 2007 is hij weer aangehouden en geplaatst op de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) Nieuw Vosseveld te Vught. Op 1 juni 2007 is hij geplaatst in de EBI.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager wordt in de EBI op zich goed behandeld. Hij verblijft hier nu ruim anderhalf jaar. Klager kan zich echter niet verenigen met de verlengingsadviezen. Hij heeft dat ook diverse keren tegen de selectiefunctionaris gezegd, maar die wil niet naar
klager luisteren. Ook de beroepscommissie neemt in haar beslissingen die onjuistheden blijkbaar klakkeloos over. Klager is veroordeeld voor het plegen van een tweetal overvallen. Daarnaast heeft klager zich eerder aan zijn detentie onttrokken. Wat er
echter is aangevoerd over het aantreffen van explosieven en wapens is volgens klager onzin. Bij klager zijn alleen maar een oud pistool en een geweer gevonden, meer niet. Bij klager is geen extreemrechtse literatuur gevonden. Ook had klager geen messen
gestolen toen hij in Arnhem werd aangehouden. Hij was niet voornemens om aanslagen te plegen. Ook de reden van de aanhouding in Arnhem klopt niet; klager had toen geen winkeldiefstal gepleegd. Klager is daar ook nooit voor vervolgd. Het feit dat klager
zo lang op vrije voeten is gebleven na zijn ontsnapping, heeft niet gelegen aan goed verstoppen van klager maar eerder aan slecht zoeken door de politie. Klager is tot een gevangenisstraf van veertien jaar veroordeeld. Die straf is onherroepelijk.
Klager kon in eerste instantie wel begrip opbrengen voor een EBI-plaatsing. Hij begrijpt dat hij eventueel naar een andere inrichting zou kunnen gaan, maar dat dit wordt tegengehouden omdat er sprake zou zijn van een nieuwe strafzaak. De
selectiefunctionaris heeft het gehad over een vervolging ter zake van eventuele aanslagen jegens de Staat. Daarbij is gezegd dat klager in januari 2009 voor die feiten voor zou moeten komen. Dat is echter onjuist, klager wordt momenteel in het geheel
niet vervolgd. Ter zake van die hem onbekende zaken is hij zelfs nooit gehoord. Door de onjuiste verhalen over het aantreffen van explosieven bij klager, wordt maatschappelijke onrust veroorzaakt. Klager veroorzaakt die maatschappelijke onrust niet. Er
wordt momenteel gewerkt aan het indienen van een herzieningsverzoek. Klager woonde ten tijde van zijn aanhouding in de Ardennen. Zijn echtgenote woont nu in Rotterdam en bezoekt klager in de EBI regelmatig. Dat is lastig voor haar omdat er toch sprake
is van een flinke reistijd. Daarnaast kan klager tijdens het bezoek geen lichamelijk contact hebben met zijn vrouw en kind. Dat vindt klager vervelend.
3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI is – zakelijk weergegeven – aangegeven dat klager inmiddels ruim anderhalf jaar in de EBI verblijft. Klager is eerder (in 2001) uit detentie ontvlucht, waarbij sprake was van veel
media-aandacht. Klager is veroordeeld voor gewelddadige overvallen en zijn aanhouding ging gepaard met een vuurgevecht in het openbaar. Na zijn ontvluchting was justitie er veel aan gelegen klager snel weer aan te houden. Ondanks intensieve inzet van
politiepersoneel en bijzondere opsporingsmiddelen wist klager jarenlang uit handen van politie te blijven. In september 2006 werden explosieven, wapens en extreemrechts materiaal aangetroffen, welke direct aan klager konden worden gelinkt. Op 12 mei
2007 werd klager aangehouden door omstanders bij gelegenheid van een winkeldiefstal. Het vorenstaande bezien in combinatie met de rapportage van het Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip) maakt duidelijk dat klager eenvoudig de beschikking kan
hebben over wapens en explosieven en niet zal schromen deze te gebruiken. Daarnaast heeft klager aangetoond vluchtgevaarlijk te zijn. Justitie mag thans met klager geen enkel risico meer nemen. Een eventuele ontvluchting zou leiden tot een ernstig
geschokte rechtsorde alsmede grote maatschappelijke onrust. Geadviseerd wordt het verblijf van klager in de EBI te verlengen.
3.3. De selectiefunctionaris die klager op 10 november 2008 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI, heeft het volgende bericht.
Klager liet weten zich niet te kunnen verenigen met het (verlengings)advies van de directeur van de EBI. De aangevoerde gronden voor dat advies zijn volgens hem onjuist. Klager heeft slechts twee overvallen op Grenswisselkantoren gepleegd. De in
klagers
woning aangetroffen wapens betreffen volgens klager een oud geweer en een pistool, terwijl er bij hem geen explosieven zijn aangetroffen. Het zich jarenlang onttrekken aan detentie heeft volgens klager geen moeite gekost. Hij zou ongeveer 200 meter van
de woning van zijn echtgenote hebben verbleven en de politie zou op de verkeerde plaatsen hebben gezocht. Klager bestrijdt zijn vuurwapengevaarlijkheid door te wijzen op het feit dat hij bij zijn aanhouding in 2007 geen wapens heeft gebruikt. Ook de
openstaande zaak zou volgens klager niets inhouden. Klager bestrijdt extreem rechts te zijn. Klager wil graag naar een ander regime. Op zich heeft hij het in de EBI goed naar zijn zin.
3.4. De selectiefunctionaris heeft op 10 december 2008 bericht dat de noodzaak van verlenging van klagers verblijf in de EBI aan de orde is geweest in de vergadering van de adviescommissie EBI van 13 november 2008. Uit de beschikbare informatie
bleek
onder meer dat klager aangemerkt moet worden als vluchtgevaarlijk. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien jaar wegens zéér ernstige gewelddadige delictplegingen, welke geleid hebben tot maatschappelijke onrust en een ernstig
geschokte rechtsorde. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat klager zal worden geconfronteerd met een vervolgvonnis, dat kan voortvloeien uit de ten tijde van klagers aanhouding in mei 2007 gepleegde delicten.
Er is in klagers geval sprake geweest van uitvoerige aandacht in de media, niet alleen ter zake van de door klager gepleegde delicten, doch ook ten aanzien van zijn ontvluchting op 12 december 2001. Klager heeft aangetoond in staat te zijn ook
organisatorisch invulling te kunnen geven aan ontvluchtingsvoornemens met behulp van derden, terwijl hij niet schroomt grof geweld te gebruiken indien hij dit noodzakelijk acht. In geval van ontvluchting zou er sprake zijn van een onaanvaardbaar
maatschappelijk risico, van maatschappelijke onrust en van een zeer ernstig geschokte rechtsorde.
3.5. De selectiefunctionaris heeft bij schrijven van 26 februari 2009 nog het volgende naar voren gebracht.
Anders dan klager tegenover het lid van de Raad heeft gesteld, betreft het eventuele vervolgvonnis geen aanslagen op de Staat maar feiten ten tijde van klagers aanhouding. Dat blijkt al uit de eerdere reactie van de selectiefunctionaris. Voor het
overige handhaaft de selectiefunctionaris hetgeen hij in zijn reactie van 10 december 2008 heeft aangevoerd.
4. De beoordeling
4.1. De EBI te Vught is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.
4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.
4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.
4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Bij de uitspraken van respectievelijk 20 maart 2008 (met kenmerk 07/3335/GB) en 12 augustus 2008 (met kenmerk 08/1273/GB) heeft de beroepscommissie bij gelegenheid van de ongegrondverklaring van de onderliggende beroepen telkens overwogen dat sedert
klagers plaatsing in de EBI nauwelijks nieuwe gegevens zijn toegevoegd, behoudens de gedragsrapportages omtrent klagers verblijf in de EBI. Ook thans zijn er, buiten nieuwe gedragsrapportage en een korte vermelding van de aard van de strafbare feiten
waarvoor klager (mogelijk) nog zal worden vervolgd - over welke vervolging bijna twee jaar na de datum waarop de feiten zouden zijn gepleegd nog niets bekend is aan klager - geen nieuwe gegevens aan het dossier toegevoegd. Dat laat evenwel onverlet dat
de feiten waarvoor klager thans is gedetineerd, de duur van de hem daarvoor opgelegde detentie, klagers ontvluchting in 2001 en de duur van zijn onttrekking aan detentie, nog steeds voldoende grond vormen voor de conclusie dat klager een extreem
vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voor ernstig geweldsdelicten vormt. Daarnaast is aannemelijk dat klager, indien hij daadwerkelijk zou ontvluchten, een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt.
Klager valt daarom in beide hiervoor onder 4.2 genoemde categorieën.
De beroepscommissie komt, gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk
kan
worden aangemerkt. Klagers beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 maart 2009.
secretaris voorzitter