Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3088/GB, 2 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:02-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/3088/GB

Betreft: [klager] datum: 2 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.W.G.J. IJsseldijk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 november 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 26 april 2006 gedetineerd. Hij verbleef in de z.b.b.i. De Marstal te Zeeland (NB). Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 24 april 2008 is het programma aangevangen en is klager administratief
ondergebracht bij penitentiaire inrichting Arnhem De Berg p.i. administratief (PIA). Op 29 oktober 2008 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. en is klager teruggeplaatst naar het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is volstrekt onvoldoende gemotiveerd. Er staat dat er verschillende voorvallen zijn geweest ten aanzien van de deelname aan het p.p. zonder dat precies wordt uitgelegd welke voorvallen dit precies zijn geweest. Klager is van
oordeel dat deze voorvallen geen redenen kunnen opleveren voor het afdoen van het bezwaar. Verder blijkt dat klager drie en een half uur buiten bereik van het ET-kastje is geweest. De stukken hiervan ontbreken en klager acht het van belang dat deze aan
het dossier worden toegevoegd, zodat hij hierop kan reageren. Verder is gebeld naar een verkeerd telefoonnummer. Kennelijk is hiernaar onderzoek geweest en ook deze stukken bevinden zich niet in het dossier. In het bezwaarschrift is melding gemaakt van
de mogelijkheid dat sprake is geweest van een technische storing van de apparatuur. Op dit punt is in het bezwaar geheel niet ingegaan. Hier dient onderzoek plaats te vinden. Ook is aangegeven dat meerdere personen kunnen bevestigen dat klager in de
bewuste nacht in de woning heeft verbleven. Er zijn twee verklaringen, maar voordat de verklaringen waren toegezonden, was de bestreden beslissing al genomen. De bezwaarprocedure is verkeerd gegaan en op de gronden van het bezwaar is niet c.q.
onvoldoende ingegaan. Klager eist een schadevergoeding van € 50,= per dag dat hij ten onrechte in het h.v.b. heeft verbleven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager nam sinds 24 april 2008 deel aan het p.p. Eerst had hij een negatieve houding, maar na meerdere gesprekken met de Reclassering veranderde zijn houding. Op 23 juli 2008 is een verzoek tot beëindiging van elektronisch toezicht (ET) aangevraagd en
toegekend. Op 14 oktober 2008 liet de directeur van de PIA weten dat het penitentiair trajecten centrum (PTC) Arnhem, waar klager zijn programma volgt, ontevreden is over de houding van klager. Klager verschijnt niet op het PTC en laat ook niet weten
waarom hij niet verschijnt. Volgens het PTC weigert klager in te zien dat hij keuzes moet verantwoorden binnen het p.p. Zo heeft klager ervoor gekozen om het dagprogramma niet te volgen omdat zijn auto het niet deed en hij weigerde met de trein naar
Arnhem te gaan. Tegen de afspraak in is klager niet naar het werk gegaan, voerde een sollicitatiegesprek en ging een dag proefdraaien bij een potentiële werkgever terwijl hij op het PTC aanwezig had moeten zijn. Naar aanleiding hiervan heeft de
directeur van het PIA geadviseerd klager tot de einddatum van zijn detentie onder ET te plaatsen. Het verzoek werd ondersteund door de Reclassering. Op 17 oktober 2008 is klager aangesloten aan het ET. Volgens de incidentenrapportage van de
Reclassering
heeft klager in het weekend van 25 op 26 oktober 2008 zijn woning meerdere keren verlaten van 19.11 uur tot 22.17 uur, van 22.37 uur tot 22.59 uur en van 22.59 uur tot 02.43 uur. De totale tijdspanne bedroeg ruim drie en een half uur. Vanwege deze
afwezigheidsmeldingen heeft de Reclassering een melding gemaakt. Tevens is aan de directeur van de PIA verzocht om klager hierover te horen. De directeur acht het verhaal van klager niet erg waarschijnlijk. Klager heeft al een waarschuwing gehad en
heeft zich wederom niet aan de gemaakte afspraken gehouden. Op grond daarvan is aan de selectiefunctionaris geadviseerd het p.p. te beëindigen.
Klager heeft laten weten dat het probleem met het bereik tussen de ET-set en de ontvanger reden is geweest van de meldingen. De Reclassering heeft getracht klager telefonisch te bereiken tijdens de meldingen van afwezigheid, maar het verkeerde
telefoonnummer werd gebruikt, waardoor niet vastgesteld kon worden of klager daadwerkelijk niet thuis was. De selectiefunctionaris is niet bekend met eerdere meldingen van storingen, waardoor klagers verhaal niet aannemelijk wordt geacht. Klager heeft
niet aan de Reclassering gemeld dat hij zou klussen. Ook heeft klager in de avond de woning ongeoorloofd verlaten. Gezien het verloop van het p.p. en de ongeoorloofde afwezigheid is het p.p. beëindigd.

4. De beoordeling
De reclassering heeft gerapporteerd omtrent de voortgang van het p.p. van klager. Uit de stukken, waaronder de rapporten van 15 oktober 2008 en 28 oktober 2008 van Reclassering Nederland, volgt dat klager zich niet heeft gehouden aan de met hem
gemaakte afspraken over zijn p.p. De namens klager tegen de daarin weergegeven bevindingen aangevoerde bezwaren worden door de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geacht. Gezien het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing
van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep is derhalve ongegrond.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 2 maart 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven