Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3277/GM, 27 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3277/GM

betreft: [klager] datum: 27 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het detentiecentrum Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 november 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het Ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn het hoofd van de medische dienst mevrouw [...] en het plaatsvervangend hoofd van de medische dienst [...] van het detentiecentrum Alphen
aan den Rijn, gehoord.

Klager heeft afstand heeft gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 29 september 2008, betreft: a. het niet adequaat behandelen van klagers pijnklachten aan de rechter testikel en b. het visiteren van klager voor vervoer naar het
ziekenhuis.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager is besmet met een onbekend virus, waardoor zijn testikel opzwelt en hij pijn ondervindt. Door de pijn kan hij nauwelijks lopen. Zijn blaas krimpt en hij heeft last van ongecontroleerd urineverlies.
Dit komt door het niet behandelen van het virus en het toedienen van verboden medicatie, die over de houdbaarheidsdatum heen is.
De visitatie, waaraan hij wordt onderworpen voordat hij naar het ziekenhuis wordt vervoerd, is een vorm van seksueel misbruik. Alleen een arts laat hij zijn private delen zien.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
In november 2007 is bij klager in het ziekenhuis epididymitis geconstateerd. Er is geen sprake van een onbekend virus, maar van een gediagnosticeerd probleem. Hij is meermalen door de inrichtingsarts onderzocht. Voordat klager vervoerd kan worden naar
het ziekenhuis dient hij, zoals ieder andere gedetineerde die naar buiten gaat, gevisiteerd te worden. Klager weigert visitatie door bewaarders/p.i.w.-ers en ziet dat als een medische handeling die alleen een arts kan verrichten. Er was een afspraak
gemaakt met de uroloog voor 17 oktober 2008, maar klager weigerde wederom medewerking aan visitatie en kon om die reden niet vervoerd worden naar het ziekenhuis. Klager is reguliere medicatie voor zijn klachten aangeboden. Niet bekend is dat hij niet
zou kunnen lopen of last zou hebben van urineverlies.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt voor wat betreft onderdeel a. van klagers klacht dat uit de stukken, waaronder de HIS-gegevens, en het onderzoek ter zitting is gebleken dat klager een adequate medische behandeling is geboden. Dat klagers afspraak met de
uroloog geen doorgang heeft kunnen vinden, is te wijten aan klagers weigering om zich te laten visiteren waardoor geen vervoer naar het ziekenhuis heeft kunnen plaatsvinden en kan niet aan de inrichtingsarts en/of de medische dienst worden verweten. De
beroepscommissie is van oordeel dat het handelen van of namens de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Onderdeel b. van klagers klacht heeft naar het oordeel van de beroepscommissie geen betrekking op medisch handelen door of namens de inrichtingarts en derhalve kan de beroepscommissie klager niet in de klacht ontvangen. Nu het visiteren van klager
voordat hij naar het ziekenhuis kan worden vervoerd eerder een klacht lijkt te zijn in de zin van artikel 60, eerste lid, Pbw zal de beroepscommissie de klacht doorsturen naar de beklagcommissie bij het detentiecentrum Alphen aan den Rijn.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. van de klacht ongegrond en verklaart klager ten aanzien van onderdeel b. van de klacht niet-ontvankelijk en stuurt de klacht voor wat betreft onderdeel b. door naar de
beklagcommissie
bij het detentiecentrum Alphen aan den Rijn met het verzoek om deze klacht in behandeling te nemen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven