Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2789/GM, 27 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2789/GM

betreft: [klager] datum: 27 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 23 oktober 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het Ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 februari 2009, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager en [...] en [...] respectievelijk hoofd van de medische dienst en verpleegkundige bij de p.i. Rijnmond te Krimpen aan den IJssel.

Klagers raadsvrouw mr. A. Jankie is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 18 september 2008, betreft de weigering van de inrichtingsarts om klager door te verwijzen naar de neuroloog.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Bij klager is in het verleden een vochtophoping ontstaan door een ruggenprik en om die reden is er in 1983 een schedelboring verricht. Sindsdien heeft hij last van zijn hoofd. De plek bij het ontbrekende
stukje schedel is een zwakke plek gebleven. Hij maakte zich veel zorgen toen hij een tik op zijn hoofd kreeg. Sinds de tik op zijn hoofd ondervindt hij pijnklachten. Op zijn klachten had anders gereageerd moeten worden.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Klager mist een stukje schedel sinds 1983 door een trepanatie (schedelboring). Hier is uitgebreid naar gekeken door de inrichtingsarts. Recent heeft hij een klap op het hoofd gekregen. Op zijn klachten is adequaat gereageerd. De dienstdoende
inrichtingsarts heeft geadviseerd om klager om de twee uur te wekken en te controleren. Na dit incident zijn er geen bijzonderheden gemeld. Na een bezoek aan het PBC gaf klager aan dat zijn schedeldefect moest worden opgeheven. Er is geen
terugkoppeling
vanuit PBC ontvangen. Ter controle is er een röntgenfoto van zijn schedel gemaakt. Er is momenteel geen indicatie voor neurologisch onderzoek. Als er toch tekenen ontstaan van neurologische uitval of andere klachten gerelateerd aan trepanatie dan zal
hij worden doorverwezen. Een en ander is uitgebreid met klager besproken.

3. De beoordeling
Klagers raadsvrouw heeft in een schrijven van 2 februari 2009 om aanhouding van de behandeling van de zaak gevraagd. Haar is telefonisch door het secretariaat van de Raad meegedeeld dat het aanhoudingsverzoek ter zitting zou worden beoordeeld en zij is
op de mogelijkheid gewezen om zich te laten vervangen door een kantoorgenoot en/of het beroep schriftelijk nader toe te lichten. De raadsvrouw heeft hierop geantwoord dat zij zou trachten om toch ter zitting aanwezig te zijn, maar is niet ter zitting
verschenen.
De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken en het behandelde ter zitting voldoende ingelicht en ziet geen reden om de behandeling van de zaak aan te houden.

De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en de behandeling ter zitting niet is gebleken dat klagers klachten niet adequaat zijn behandeld. Klager, die een stukje schedel mist, is uitgebreid onderzocht door de
inrichtingsarts. Nadat hij een klap op zijn hoofd heeft gekregen, is hij wederom onderzocht door de inrichtingsarts en is er een röntgenfoto van zijn schedel gemaakt. Uit de röntgenfoto bleken geen afwijkingen. Ook waren er geen andere aanwijzingen die
aanleiding gaven om klager door te verwijzen naar de neuroloog.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van of namens de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven