Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2918/GA, 26 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:26-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 08/2918/GA

betreft: [klager] datum: 26 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Welvering, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 november 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Ter Apel in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.J. Welvering om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag houdt in dat klagers advocaat op 9 juli 2008 is weggestuurd door de bewaarders/p.i.w.-ers.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager zou die dag om 15.00 uur met zijn advocaat de mondelinge behandeling in een strafzaak voorbereiden, maar de advocaat is bij aankomst in de p.i. om 15.20 uur onverrichter zake weggestuurd. Klager had, omdat zijn advocaat door een stremming niet
op
het afgesproken tijdstip bij de p.i. was gearriveerd, verzocht om naar de woonafdeling terug te keren en er bij de p.i.w.-ers nadrukkelijk op aangedrongen dat indien zijn advocaat alsnog zou arriveren het bezoek wel doorgang zou vinden. Klager is op
dat
moment niet meegedeeld dat, indien hij terug zou gaan naar de afdeling, er geen bezoek meer zou plaatsvinden. Bij aankomst in de p.i. is aan de advocaat meegedeeld dat klager niet meer met hem wenste te spreken en is de bespreking tussen klager en zijn
advocaat niet doorgegaan. Volgens de directeur blijkt uit de dagrapportage dat klager duidelijk de consequenties zijn meegedeeld van het verzoek om terug te keren naar de woonafdeling, namelijk dat in dat geval klagers advocaat zou worden weggestuurd
en
dat er geen bezoek meer zou plaatsvinden. Klager betwist dit nadrukkelijk. Uit het eerste gedeelte van de dagrapportage blijkt juist dat klager toen hij op de woonafdeling terugkeerde in de veronderstelling was dat er naar de afdeling zou worden gebeld
zodra klagers advocaat alsnog zou verschijnen, opdat de bespreking alsnog doorgang kon vinden. Uit klagers boze reactie op de latere mededeling dat zijn advocaat was weggestuurd, zoals blijkt uit de rapportage van de woonafdeling, blijkt eens te meer
dat klager in de veronderstelling verkeerde dat het bezoek alsnog doorgang zou vinden zodra klagers advocaat arriveerde. Aannemelijk is dat niet is meegedeeld aan klager dat het bezoek bij terugkeer naar de woonafdeling niet meer zou plaatsvinden. Ook
is het geen regel in de inrichting dat indien een gedetineerde terugkeert naar de afdeling dat hij niet meer voor het bezoek wordt opgeroepen.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beklagrechter heeft klagers beklag ongegrond verklaard omdat uit de bij de stukken gevoegde dagrapportage voldoende aannemelijk zou zijn geworden dat klager van de algemeen binnen de inrichting geldende regel, dat indien een gedetineerde terugkeert
naar de afdeling, er geen bezoek meer zal plaatsvinden, op de hoogte is gesteld en dat klager er desondanks voor heeft gekozen om terug te keren naar de afdeling. De beroepscommissie volgt de beklagrechter niet in bovenvermelde overweging en het daarop
gebaseerde oordeel nu uit de dagrapportage van de woonafdeling volgt dat klager in de veronderstelling verkeerde dat er naar de afdeling gebeld zou worden als zijn advocaat zou arriveren en dat hij boos werd toen hij de mededeling ontving dat zijn
advocaat was teruggestuurd.
Gelet op het bovenstaande acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat klager van de consequentie van zijn terugkeer naar de afdeling op de hoogte is gesteld. De beroepscommissie zal klagers beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de
beklagrechter vernietigen, het beklag alsnog gegrond verklaren en aan klager een tegemoetkoming van
€ 10,= toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 26 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven