Nummer 25/45816/GA
Betreft [klager]
Datum 6 oktober 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen het nieuwe ‘postzegelbeleid’ waardoor een gedetineerde, die beklag wil instellen, zelf moet zorgen voor een enveloppe en voldoende frankering van een klaagschrift.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 8 januari 2025 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (Ta-2024-916). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. T.W. Delhaye, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en een juridisch medewerker bij de PI Ter Apel gehoord op de zitting van 11 april 2025 in de PI Achterhoek. Twee stagiaires bij de PI Ter Apel waren als toehoorders aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het nieuwe postzegelbeleid is in strijd met artikel 61, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en de bedoeling van de wetgever. De PI Ter Apel werpt ten onrechte zodanige drempels op dat in een aantal gevallen het voor gedetineerden feitelijk niet mogelijk zal zijn om tijdig beklag in te dienen tegen een jegens hen genomen beslissing. Zo is niet elke gedetineerde in het bezit van een postzegel en een envelop en zal in de praktijk het meer dan een week duren voordat een bestelde postzegel daadwerkelijk wordt ontvangen. Dan is de termijn voor het indienen van het beklag al verstreken. Dit kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest. Op grond van artikel 61, tweede lid, van de Pbw moet de directeur in ieder geval het klaagschrift aannemen. De directeur verwijst naar artikel 36, eerste lid, van de Pbw, waarin staat opgenomen dat de kosten die gemoeid zijn met het versturen en ontvangen van brieven en stukken per post in beginsel voor rekening van de gedetineerde komen. Die vergelijking gaat niet op, omdat het versturen van een reguliere brief wezenlijk anders is dan het indienen van een klaagschrift en ook anders is geregeld in de Pbw.
Standpunt van de directeur
Voorheen werden klaagschriften wisselend zonder of met postzegel ingeleverd voor verzending per post. De directeur vindt een eenduidig beleid van belang. Daarnaast zijn er tegenwoordig behoorlijk meer beklagzaken, waardoor de kosten voor de aanschaf van postzegels zijn gestegen. De directeur heeft daarom besloten om per 1 juli 2024 het nieuwe zogenoemde ‘postzegelbeleid’ in te voeren. Een gedetineerde moet voortaan zelf zorgen voor een enveloppe en voldoende frankering van een klaagschrift. Daarbij is aangesloten bij artikel 36, eerste lid, van de Pbw. De directeur heeft in het beleid waarborgen ingebouwd. Als een gedetineerde niet de middelen heeft om een enveloppe en postzegel aan te schaffen en hij niet in de gelegenheid is om inkomsten te verwerven uit arbeid of ziektegeld, dan krijgt hij eenmaal per week een postzegel en enveloppe van de inrichting. Voor zover een gedetineerde niet wist van het nieuwe beleid, dan krijgt hij de eerste keer een waarschuwing en verstrekt de inrichting eenmalig een enveloppe en postzegel, waarbij de kosten daarvan van zijn rekening-courant worden afgeschreven. Het nieuwe postzegelbeleid staat opgenomen in de huisregels en op het beklagformulier staat voorgedrukt dat een gedetineerde zelf moet zorgen voor een enveloppe en postzegel.
3. De beoordeling
In paragraaf 4.9.3 van de huisregels van de PI Ter Apel staat grotendeels het nieuwe postzegelbeleid opgenomen. Voor zover relevant luidt dit artikel als volgt:
“Bij het verzenden van poststukken dient u zelf zorg te dragen voor een enveloppe en voldoende frankering van uw poststuk. Deze producten kunt u aanschaffen in de winkel. Ook dient u uw envelop ten behoeve van retour te voorzien van uw naam en celnummer. Indien u over onvoldoende gelden beschikt en niet in de gelegenheid bent inkomsten te verwerven uit arbeid of ziektegeld wordt aan u, op uw verzoek, eenmaal per week een postzegel en enveloppe verstrekt.”
De beroepscommissie stelt vast dat het beklag is gericht tegen een algemene regel. Daartegen staat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie alleen beklag open, als er sprake is van strijd met hogere wet- of regelgeving. De beroepscommissie zal hieronder beoordelen of dit het geval is.
De directeur wijst op artikel 36, eerste lid, van de Pbw. Op grond van dit wetsartikel heeft de gedetineerde, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met het vierde lid te stellen beperkingen, het recht brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen. De hieraan verbonden kosten komen, tenzij de directeur anders bepaalt, voor rekening van de gedetineerde.
Verder is specifiek voor het beklagrecht bepaald dat de overheid de kosten op zich neemt ten aanzien van: vertaling van het klaagschrift, toevoeging van een advocaat, bijstand van een tolk en vertaling van de uitspraak van de beklagcommissie (respectievelijk artikel 61, vierde lid, artikel 65, eerste lid, artikel 65, tweede lid, en artikel 67, vierde lid, van de Pbw).
Klager wijst op artikel 61, tweede lid, van de Pbw. In dit wetsartikel staat dat indiening van een klaagschrift kan geschieden door tussenkomst van de inrichting waar de gedetineerde verblijft. De directeur draagt er in dat geval zorg voor dat het klaagschrift, of, indien het klaagschrift zich in een enveloppe bevindt, de envelop van een dagtekening wordt voorzien, welke geldt als dag van indiening. Volgens de toelichting op dit artikel is beoogd om discussies over de datum van indiening van het klaagschrift zoveel mogelijk te vermijden (Kamerstukken II 1994/95, 24263, nr. 3, p. 91).
In de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen staat:
4.5.3 Postzaken en correspondentie
(Op de navolgende bepalingen en onderwerpen na, aan de directeur)
[…]
(wijze van aanbieden; open enveloppe, voorzien van in ieder geval naam en nummer verblijfsruimte, voldoende gefrankeerd)
Naar het oordeel van de beroepscommissie volgt uit de bovengenoemde bepalingen niet dat de directeur wettelijk verplicht is om te zorgen voor een enveloppe en postzegel voor het indienen van klaagschriften en dat hij daarvoor de kosten moet dragen. De beroepscommissie komt daarom tot de slotsom dat van strijd met hogere wet- of regelgeving niet is gebleken.
Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter klager terecht niet-ontvankelijk in zijn beklag heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 6 oktober 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. F. Sieders, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. R.A.E. van Noort, leden, bijgestaan door mr. R.A.J. van de Kamp, secretaris.
secretaris voorzitter