Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1826/TA, 20 januari 2009, beroep
Uitspraakdatum:20-01-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1826/TA

betreft: [klager] datum: 20 januari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.F. Wijngaarden, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 juli 2008 verzonden uitspraak van 3 april 2008 van de beklagcommissie bij het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 november 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is namens klager - die thans in België is gedetineerd - zijn raadsman mr. C.F. Wassenaar gehoord.
Het hoofd van de inrichting is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft klagers verblijf in beperkingen op de afdeling Noord 3 te Balkbrug vanwege zijn status als ongewenst verklaarde vreemdeling, waardoor hij in strijd met artikel 2 Bvt geen op resocialisatie gerichte
behandeling en verlof heeft gekregen (klacht 200875).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, voor zover dat ziet op het niet krijgen van behandeling en verlof, en heeft het beklag voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is ontvankelijk in alle onderdelen van zijn beklag, nu deze samenhangen met zijn verblijf op de afdeling Noord 3 en dit geheel, evenals zijn voormalige verblijf op de afdeling Grittenveld, in strijd is met artikel 2 Bvt. Klager heeft ook op de
afdeling Noord 3 in strijd met artikel 2 Bvt slechts een onderhoudsbehandeling gekregen, terwijl hij als tbs-gestelde recht had op een geïndiceerde, op resocialisatie gerichte behandeling en proefverlof. Vanwege het uitblijven daarvan is zijn
behandeling gestagneerd, waardoor hij feitelijk als een passant in een kliniek heeft verbleven, zonder uitzicht op invrijheidstelling. Om die reden heeft hij recht op een passantenvergoeding, omdat dit strijd oplevert met artikel 5 EVRM. Verwezen wordt
naar de uitspraak van het Europese Hof van 11 mei 2004 inzake Morsink (no. 48865/99). Daarbij is van belang dat de resocialisatiedoelstelling van de tbs zich volgens de Hoge Raad niet alleen beperkt tot Nederland, maar ook is gericht op resocialisatie
buiten Nederland. Het is de keuze van de Nederlandse overheid dat resocialisatie van klager in het buitenland dient plaats te vinden. De uitspraak 07/154/TA van de beroepscommissie van 19 december 2007 ten aanzien van klager dient zo te worden
uitgelegd
dat de Nederlandse overheid negen maanden de tijd had om daarvoor te zorgen en dat voor een langere wachttijd een tegemoetkoming dient te worden toegekend. De beroepscommissie heeft in die zaak van klager uitsluitend naar de beperkingen van het
verblijf
op de afdeling Grittenveld gekeken, maar had volgens klager ook het in strijd met artikel 2 Bvt niet behandelen van klager in haar oordeel moeten betrekken.
Klagers tbs is door het Hof Arnhem in april 2008, vóór klagers uitzetting naar België, verlengd. Klager is daar geïnterneerd en zal vanwege de omstandigheden waarin hij verblijft in België een schadevergoeding gaan vorderen.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de kern van het beklag ziet op klagers verblijf op de afdeling Noord 3 te Balkbrug en de daarmee samenhangende omstandigheden dat daar geen op resocialisatie gerichte behandeling plaatsvond en geen verlofmachtiging
werd aangevraagd, hetgeen in strijd zou zijn met artikel 2 Bvt (op resocialisatie gerichte behandeling blijft achterwege) en artikel 5 EVRM (tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming is niet in overeenstemming met het doel van de vrijheidsbeneming).
Klager kan derhalve in alle onderdelen van het beklag worden ontvangen, nu deze zien op een vermeende schending van rechten.

Vast staat dat klager als ter beschikking gestelde, ongewenst verklaarde vreemdeling ter uitzetting naar België in een vreemdelingenvoorziening van Veldzicht is geplaatst, aanvankelijk op de afdeling Grittenveld te Hoogeveen en vanaf 3 september 2007
op
de afdeling Noord 3 te Balkbrug, tot zijn uitzetting naar België op 15 juli 2008. Dit is geschied volgens een speciaal voor ongewenst verklaarde tbs-gestelden vastgesteld beleid, waarbij verblijf in een speciale vreemdelingenvoorziening, met een
soberder regime dan gebruikelijk, ter uitzetting naar het land van herkomst voorop staat.

In artikel 2, eerste lid, Bvt is bepaald dat de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel in een tbs-inrichting zoveel mogelijk dienstbaar wordt gemaakt aan de behandeling van de betrokkene en de voorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij, met
inachtneming van het karakter van de tbs-maatregel.
Vooropgesteld moet worden dat noch uit artikel 2 Bvt noch uit enige andere wettelijke bepaling kan worden afgeleid dat tbs-gestelden rechtens aanspraak kunnen maken op resocialisatie en verlofverlening, ook al zal hun behandeling in de regel gericht
zijn op, mede via verlofverlening te realiseren, resocialisatie.
Ongewenst verklaarde vreemdelingen die in het kader van de tenuitvoerlegging van de aan hen opgelegde tbs verblijven op speciaal daartoe aangewezen afdelingen, zoals ten aanzien van klager het geval was, verkeren in zoverre in een bijzondere situatie
dat zij, volgens vast beleid van de Staatssecretaris, geen behandeling ondergaan die gericht is op terugkeer in de Nederlandse maatschappij, omdat zij zullen worden uitgezet naar het land van herkomst. Het is aan de autoriteiten van het desbetreffende
land te bewerkstelligen dat voor deze tbs-gestelden vervolgopvang en/of –behandeling beschikbaar is, bij gebreke waarvan de Staatssecretaris zal beslissen niet tot uitzetting van de ongewenst verklaarde vreemdeling over te gaan, zo begrijpt de
beroepscommissie het beleid van de Staatssecretaris. Ten aanzien van klager kan in dit verband worden opgemerkt dat hij in afwachting van zijn uitzetting een zogeheten onderhoudsbehandeling heeft ondergaan en dat hij na zijn uitzetting in België is
gedetineerd in het kader van de zogeheten internering, een met de tbs vergelijkbare maatregel, zij het dat die daarmee niet geheel gelijk kan worden gesteld.

Naar het oordeel van de beroepscommissie staat artikel 2 Bvt er in beginsel niet aan in de weg dat ongewenst verklaarde vreemdelingen de tenuitvoerlegging van de tbs ondergaan op een afdeling met een soberder regime dan gebruikelijk, zonder op
resocialisatie in Nederland gerichte behandeling, indien na hun uitzetting in hun verdere behandeling en eventuele resocialisatie kan worden voorzien in het land van herkomst. Ten aanzien van klager staat dat in voldoende mate vast.
De uitspraak van de civiele kamer van de Hoge Raad van 16 januari 1987 (NJ 1987, 405) kan aan het voorgaande niet afdoen, nu in die uitspraak louter de mogelijkheid van resocialisatie in Nederland aan de orde was en niet die in het land van herkomst.
Met betrekking tot het beroep op artikel 5 EVRM overweegt de beroepscommissie dat met de vrijheidsbeneming van degenen aan wie tbs met dwangverpleging is opgelegd (mede) wordt beoogd de maatschappij te beschermen. Het enkele ontbreken van een op
resocialisatie gerichte behandeling tijdens die vrijheidsbeneming brengt dan ook niet mee dat die vrijheidsbeneming niet in overeenstemming is met het doel daarvan.

Klagers verblijf in beperkingen op de afdeling Noord 3, het ontbreken van op resocialisatie in Nederland gerichte behandeling en van verlof tijdens klagers verblijf op die afdeling, leveren derhalve geen strijd op met artikel 2 Bvt of artikel 5 EVRM en
kunnen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De omstandigheid dat klager zelf niet naar België wilde terugkeren om te worden geïnterneerd, kan daaraan niet afdoen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover dit de niet-ontvankelijkverklaring van klager in twee klachtonderdelen betreft, verklaart klager alsnog ontvankelijk in de betreffende onderdelen van zijn beklag, en
verklaart dit beklag ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 januari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven