nummer: 08/1256/GA
betreft: [klager] datum: 31 juli 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 10 april 2008 van de beklagcommissie bij de gevangenis Zoetermeer,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 juli 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klagers raadsman mr. J.J.D. van Doleweerd, gehoord. Klager en de directeur van de gevangenis Zoetermeer zijn niet ter zitting verschenen.
Klager
heeft schriftelijk medegedeeld af te zien van zijn recht om te worden gehoord en een toelichting aan de beroepscommissie gezonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet volledig toekennen van een loonvervangende uitkering in verband met klagers vrijstelling van de arbeid voor het volgen van een rechtenstudie. Klager komt op tegen de beslissing van de directeur om hem geen toeslag op het
basisuurloon uiit te keren.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft een te beperkte uitleg gegeven aan hetgeen verstaan moet worden onder een maatschappelijk integratie-programma. Artikel 1.i. van Regeling arbeidsloon gedetineerden (d.d. 24 december 1998, zoals nadien gewijzigd, nr.
730386/98/DJI) (hierna: de Regeling) laat de mogelijkheid van een bredere toepassing daarvan open. Klager is van mening dat ook een rechtenstudie daaronder kan worden verstaan. Op grond daarvan zou klager in aanmerking moeten komen voor de toekenning
van het basisuurloon plus toeslag.
Klager heeft zijn standpunt voorts schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht:
Klager verzoekt allereerst om aanhouding van de behandeling van het beroep omdat hij niet in de gelegenheid is ter zitting aanwezig te zijn.
Klager kan zich niet vinden in de uitleg die de beklagcommissie geeft aan het bepaalde in artikel 5 van de Regeling. Hij is van mening dat de door hem gevolgde studie moet worden gezien als een (onderdeel van een) maatschappelijk integratieprogramma.
Voor hem is het doel van het volgen van de studie ook de verbetering van zijn mogelijkheden op een geslaagde maatschappelijke integratie. Om die reden is de beslissing van de directeur, inhoudende dat klager niet in aanmerking komt voor een
loonvervangende tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5, eerste lid onder a van de Regeling, onredelijk. Dat geldt temeer nu klager vrijstelling van de arbeid heeft gekregen in verband met het volgen van de studie.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissing. Het verzoek om aanhouding zal daarom worden afgewezen.
Artikel 1 van de Regeling luidt (voor zover hier van belang):
“In deze regeling wordt verstaan onder:
a. (...)
(...)
i. maatschappelijk integratie-programma: het samenstel van activiteiten gericht op de terugkeer in de samenleving;
(...)”
Artikel 5 van de Regeling luidt (voor zover hier van belang):
“De gedetineerde ontvangt een loonvervangende financiële tegemoetkoming voor ieder uur waarin het voor hem geldende dagprogramma in zaalarbeid of taakarbeid voorziet en voor zover hij niet aan zaalarbeid of taakarbeid heeft kunnen deelnemen als gevolg
van:
a. zijn deelname, met toestemming van de directeur, aan basiseducatie of aan activiteiten in het kader van een maatschappelijk integratie-programma; de hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan het basisuurloon, vermeerderd met de gemiddeld
voor de voor hem aangewezen arbeid geldende toeslag;
b. (...);
(...).
Klager volgt een rechtenstudie aan de Open Universiteit en is in het kader daarvan vrijgesteld van de arbeid. De vraag die beantwoording behoeft is of een dergelijke studie kan worden verstaan als (onderdeel van) een maatschappelijk
integratie-programma
(m.i.-programma). De beroepscommissie beantwoordt die vraag ontkennend, omdat een m.i.-programma een specifiek begrip is dat ziet op een samenstel van activiteiten in het kader van een opgesteld programma en niet op het op eigen iniitiatief volgen van
een studie. Nu niet aannemelijk is dat de door klager gevolgde rechtenstudie deel uitmaakt van een m.i.-programma in de betekenis die daaraan in de Regeling toekomt, terwijl die studie ook geen onvermijdbaar verzuim oplevert als bedoeld in artikel 6
van
de Regeling, is de beslissing van de directeur om aan klager geen toeslag toe te kennen niet in strijd met de wet, noch is die beslissing onredelijk of onbillijk. Het beroep is daarom ongegrond. De uitspraak van de beklagrechter zal daarom, met
aanvulling van de gronden, worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling af, verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 juli 2008
secretaris voorzitter