Nummer 25/46251/GV
Betreft [klager]
Datum 7 april 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 28 januari 2025 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.
Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Klagers raadsvrouw, mr. S.N. de Jager, heeft namens klager de gronden in beroep aangevuld.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De beoordeling
Klager is sinds 11 februari 2021 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens onder andere handelen in strijd met de Opiumwet. Daarnaast dient hij een gevangenisstraf van zes maanden te ondergaan, in verband met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De datum waarop klager in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 3 juli 2025.
Klager bevond zich ten tijde van de bestreden beslissing in het basisprogramma. Op grond van artikel 16 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) komt een gedetineerde niet in aanmerking voor re-integratieverlof wanneer hij zich in het basisprogramma bevindt.
Vóór 1 januari 2025 was kortdurend re-integratieverlof op grond van artikel 19, vierde lid, van de Regeling (oud) in die situatie alleen mogelijk in geval van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde (vergelijk RSJ 20 oktober 2022, 22/26193/GV).
Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof voor het onderhouden van zijn sociale netwerk. Gelet op artikel 19 in samenhang met artikel 19a van de Regeling is voornoemde uitzonderingsmogelijkheid niet langer van toepassing op dergelijke verzoeken, maar slechts wanneer is verzocht om kortdurend re-integratieverlof anders dan voor het onderhouden van een sociaal netwerk.
Voor zover namens klager in beroep nog wordt aangevoerd dat hij momenteel weer in het plusprogramma verblijft, geldt dat dit het voornoemde niet anders maakt.
Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing juist. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 7 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. G.C. Bos, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. dr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter