Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/45351/JA, 6 maart 2025, beroep
Uitspraakdatum:06-03-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/45351/JA

Betreft  [klager]

Datum  6 maart 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager], geboren op […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers beklag betreft het niet kunnen hebben van contact met zijn raadsvrouw mr. C. Stroobach op 11 juni 2024.

De beklagcommissie bij de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Lelystad heeft op 28 november 2024 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (RE2024/130). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S. Drent, kantoorgenoot van mr. C. Stroobach, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw gehoord op de zitting van 4 februari 2025 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid.

De directeur heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

Mr. E.W. Bevaart, senior secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft door toedoen van de inrichting, ondanks een vooraf gemaakte afspraak, geen contact kunnen hebben met zijn raadsvrouw mr. Stroobach als gevolg van het handelen of nalaten van het personeel. Op grond van de Memorie van Toelichting bij artikel 65, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) moet dit worden aangemerkt als een beslissing genomen namens de directeur. Artikel 65, eerste lid, van de Bjj biedt jeugdigen namelijk de mogelijkheid om beklag in te dienen tegen beslissingen van of namens de directeur, waarbij ook zelfstandige handelingen van personeelsleden hieronder vallen, tenzij expliciet anders blijkt.

Klager heeft tijdens de beklagzitting toegelicht dat hij op de ochtend van het bezoek is geïnformeerd over de komst van zijn raadsvrouw. Op dat moment werd hem echter voorgehouden dat hij moest kiezen tussen het gesprek met zijn raadsvrouw of vertrek naar de Buitenloods, omdat de bus al klaar stond. Beide waren voor klager heel belangrijk. De arbeidstraining bij de Buitenloods is een belangrijk onderdeel van klagers re-integratie en hij voelde druk daar heen te gaan omdat hij een probleem voor zijn traject verwachtte als hij niet zou gaan. Klager voelde zich dus genoodzaakt om naar de Buitenloods te vertrekken, ondanks dat zijn raadsvrouw al aanwezig was en er belangrijke juridische zaken, zoals een hoger beroepszaak en een aanstaande verlenging van klagers PIJ-maatregel, besproken moesten worden. Van klager mag als jeugdige niet worden verwacht dat hij in dergelijke omstandigheden een keuze dient te maken tussen zijn recht op het spreken met zijn raadsvrouw en zijn verplichtingen elders, zeker niet zonder dat klager de mogelijkheid wordt geboden om met zijn raadsvrouw - kort - te overleggen. Klager stelt zich op het standpunt dat deze situatie hem onevenredig heeft benadeeld.

Mr. Stroobach heeft een drukke agenda, plant afspraken ver tevoren in en controleert in principe altijd of haar bezoek ingepland was. Het komt vaker voor dat afspraken binnen de inrichting niet goed worden geregistreerd. Dit wijst op een structureel communicatieprobleem binnen de inrichting, waardoor klager in een lastige positie is gebracht en daardoor niet in staat is gesteld om effectief gebruik te kunnen maken van zijn recht op advocatenbezoek.

Gelet op het voorgaande wordt verzocht klager alsnog ontvankelijk te verklaren in zijn beklag, het beklag gegrond te verklaren en klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

In beroep heeft de directeur verwezen naar het eerder in de beklagprocedure ingediende verweerschrift. Hoewel het standpunt van de directeur afwijkt van de beslissing van de beklagcommissie, kan de directeur zich vinden in deze beslissing.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in beklag

Klager beklaagt zich over het feit dat hij ten onrechte geen bezoek van zijn raadsvrouw heeft kunnen ontvangen en dat de directeur in strijd heeft gehandeld met artikel 43, zevende lid, van de Bjj in samenhang met artikel 42, eerste lid, onder j, van de Bjj.

Anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld, is de beroepscommissie van oordeel dat klager had kunnen worden ontvangen in zijn beklag, nu het beklag een (vermeende) schending van het recht op bezoek en overleg met de rechtsbijstandverlener betreft.

De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag. De beroepscommissie zal het beklag als eerste en enige instantie inhoudelijk beoordelen.

Inhoudelijke beoordeling van het beklag

Uit de door de directeur overgelegde stukken blijkt dat klager op 11 juni 2024 om 9.38 uur de inrichting heeft verlaten voor begeleid verlof naar de Buitenloods en dat hij die dag om 15.55 uur weer terug in de inrichting was.

Namens klager is gesteld dat er een bezoekafspraak was gemaakt voor 11 juni 2024 van 10.00 uur tot 11.00 uur. Op het moment dat klagers raadsvrouw zich om 9.50 uur bij de receptie van de inrichting meldde, is aan haar volgens haar medegedeeld dat klager op dat moment met verlof was, maar achteraf is gebleken dat klager niet met verlof was en gewoon op de afdeling verbleef.

De beroepscommissie is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat klager op het moment dat de raadsvrouw zich meldde bij de inrichting niet met verlof was en gewoon op de afdeling verbleef, nu uit zowel de individuele rapportage als de registraties bij de beveiliging blijkt dat klager om 9.38 uur is vertrokken naar de Buitenloods. Ook is niet aannemelijk geworden dat er door klagers raadsvrouw een afspraak was gemaakt om klager te bezoeken, aangezien dat niet schriftelijk is vastgelegd, bijvoorbeeld door het overleggen van een e-mailbericht over het bestaan van de afspraak. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat de inrichting in redelijkheid de raadsvrouw de toegang tot klager heeft kunnen weigeren daar klager zich op dat moment niet in de inrichting bevond.

De beroepscommissie overweegt aanvullend dat wanneer de raadsvrouw klager wenst te bezoeken in de inrichting, zij daartoe een schriftelijke bevestiging vraagt van de inrichting. Op die wijze kan er geen onduidelijkheid bestaan of en wanneer afspraken met klager zijn gemaakt. 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.

De beroepscommissie merkt nog op dat het voor de feitenvaststelling van belang is dat beide partijen ter zitting aanwezig zijn.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 6 maart 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.  

 

secretaris         voorzitter

Naar boven