Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/44066/GV, 24 februari 2025, beroep
Uitspraakdatum:24-02-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/44066/GV

Betreft  [klager]

Datum  24 februari 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De – zo begrijpt de beroepscommissie – Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 14 oktober 2024 klagers verzoek om langdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Dat klager gedurende zijn detentie niet actief zou hebben gewerkt aan zijn re-integratiedoel, is niet onderbouwd. Het lijkt erop dat het verzoek is afgewezen op grond van racistische motieven.

Klager verzoekt om aanwezig te mogen zijn bij de behandeling van zijn beroep.

Standpunt van verweerder

Het verzoek is afgewezen, gelet op de omstandigheid dat klager niet voornemens is om te re-integreren in de Nederlandse samenleving, maar om na afloop van zijn detentie terug te keren naar Suriname. Ondanks dat dit laatste niet betekent dat klager per definitie in het geheel geen profijt kan hebben bij vrijheden in Nederland in het kader van een (geleidelijke) terugkeer in de maatschappij van Suriname, is de afwijzing van het verzoek in dit geval gerechtvaardigd.

Klager heeft verzocht om langdurend re-integratieverlof ten behoeve van het re-integratiedoel ‘herstel sociaal netwerk’. Meer concreet heeft hij aangegeven dat hij de banden wil onderhouden/versterken met twee familieleden die in Nederland wonen. Nu klager voornemens is om na zijn detentie terug te keren naar Suriname, valt niet in te zien hoe het specifiek aanhalen van de banden met zijn in Nederland wonende familieleden kan bijdragen aan het hiervoor genoemde re-integratiedoel.

Verder heeft de reclassering aangegeven het moeilijk te vinden om een goede inschatting te maken van de hoogte van het recidiverisico, omdat klager geen openheid heeft willen geven over zijn delictgedrag. De omstandigheid dat er onduidelijkheid bestaat met betrekking tot het recidiverisico, vormt een contra-indicatie voor het verlenen van verlof aan klager. Dat geldt ook voor het negatieve advies van de vrijhedencommissie.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager is sinds 1 februari 2023 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 30 mei 2025.

De regelgeving

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) (oud) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

  • de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;
  • de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;
  • de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);
  • de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

De overwegingen van de beroepscommissie

Het verlofdoel dat klager heeft aangedragen betreft een re-integratieactiviteit. Uit het selectieadvies van 16 augustus 2024 komt naar voren dat klager in zijn D&R-plan het re-integratiedoel ‘het onderhouden en versterken van de familiebanden in Nederland’ heeft opgenomen, zodat het verlofdoel ook verband houdt met klagers re-integratiedoelen. Daarnaast volgt uit de stukken dat klager al binnen de muren van de inrichting werkt aan zijn re-integratiedoel. Zijn broer en zus wonen in Nederland en hij onderhoudt telefonisch contact met hen. Ook komen zij gemiddeld een keer per maand bij klager op bezoek.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende duidelijk geworden dat en waarom het onderhouden en versterken van de banden met familie in Nederland in dit geval niet zal of kan bijdragen aan klagers re-integratie(doel). Verweerder heeft onvoldoende toegelicht dat het voor klager(s re-integratie) geen meerwaarde heeft om de banden met zijn familie in Nederland te onderhouden en te versterken als hij zich na zijn detentie in Suriname zal vestigen. Overigens volgt uit de stukken ook dat klager, mocht hij zich eventueel toch niet in Suriname gaan vestigen, eventueel bij familie in Nederland kan verblijven. Uit de stukken volgt dat klager al meerdere malen, gedurende langere tijd, bij zijn zus in Nederland heeft gewoond. Ook voorafgaand aan zijn detentie was dat het geval. Klagers zus heeft daarnaast aangegeven dat klager na zijn detentie bij haar zou kunnen verblijven.

Voor zover verweerder daarnaast stelt dat de onduidelijkheid die er bestaat met betrekking tot het recidiverisico, een contra-indicatie oplevert voor het verlenen van verlof, overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit het reclasseringsadvies van 26 juni 2024 volgt dat het voor de reclassering moeilijk is om een goede risico-inschatting te maken. Op basis van de beschikbare gegevens schat de reclassering het risico op recidive echter in als laag tot gemiddeld. Het risico op letsel wordt eveneens ingeschat als laag. Het risico op het zich onttrekken aan de voorwaarden kan niet worden ingeschat, omdat klager nooit door de reclassering of door een andere instantie begeleid is geweest. Klager wenst geen bemoeienis van de reclassering, maar het is onduidelijk in hoeverre klager alsnog zou meewerken als hem toezicht wordt opgelegd. Ondanks dat een risico-inschatting moeilijk te maken is, ziet de reclassering onvoldoende redenen om negatief te adviseren over het toekennen van verloven.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder, gelet op het voorgaande, onvoldoende toegelicht dat de eventuele risico’s aan het verlenen van verlof in de weg staan. Ook is niet gebleken dat en waarom de eventueel aanwezige risico’s niet kunnen worden ondervangen door het stellen van voorwaarden.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 24 februari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. G.C. Bos, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. dr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven