Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 25/46432/SGA, 19 februari 2025, schorsing
Uitspraakdatum:19-02-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          25/46432/SGA

Betreft  verzoeker

Datum  19 februari 2025

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden (hierna: de directeur) heeft op 13 februari 2025 de aan verzoeker op 11 februari 2025 opgelegde ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten en arbeid, voor de duur van veertien dagen, vanwege de vondst van contrabande (een ijzeren staaf) op verzoekers cel, ingaande op 17 februari 2025 om 12:30 uur en eindigend op 3 maart 2025 om 12:30 uur, gewijzigd en vervangen door een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, ingaande op 13 februari 2025 om 12:03 uur en eindigend op 27 februari om 12:03 uur.

Verzoekers raadsman, mr. D.C. Vlielander, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (LW2025-69).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de stukken komt naar voren dat de aan verzoeker op 11 februari 2025 opgelegde ordemaatregel aansluitend aan een eerder opgelegde disciplinaire straf ten uitvoer zou worden gelegd. De voorzitter heeft de tenuitvoerlegging van deze disciplinaire straf op
13 februari 2025 geschorst (RSJ 25/46332/SGA en RSJ 25/46332/SGA (herstelbeslissing)). De ingangsdatum van de ordemaatregel is als gevolg daarvan vervroegd en de ordemaatregel is vervangen in een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, aldus de directeur.

Naar het oordeel van de voorzitter heeft de directeur onvoldoende gemotiveerd dat oplegging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Niet is bijvoorbeeld gebleken dat gedurende de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel onderzoek wordt verricht naar de herkomst van de aangetroffen contrabande. In de schriftelijke mededeling van de op 11 februari 2025 opgelegde ordemaatregel is onder meer het volgende opgenomen: ‘Ik ben van mening dat de aanwezigheid van contrabande (een ijzeren staaf) bestraft dient te worden omdat u hiermee de veiligheid van het personeel en medegedetineerden in gevaar heeft gebracht’. Gelet hierop en nu verzoeker verantwoordelijk wordt gehouden voor een feit dat onverenigbaar is met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, heeft de ordemaatregel het karakter van een disciplinaire straf. Verder constateert de voorzitter dat de directeur niet enkel de ingangsdatum van de bestreden ordemaatregel heeft vervroegd ten opzichte van de aanvankelijk op
11 februari 2025 opgelegde ordemaatregel, maar dat op 13 februari 2025 een geheel andere ordemaatregel is opgelegd, te weten de plaatsing van verzoeker in afzondering als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) terwijl eerder een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan activiteiten als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Pbw was opgelegd. De directeur heeft niet (aanvullend) toegelicht waarom plaatsing in afzondering noodzakelijk is met het oog op een van de in artikel 23, eerste lid, van de Pbw genoemde belangen. Daarbij komt dat verzoeker in strijd met artikel 57, eerste lid, van de Pbw niet is gehoord voorafgaand aan het opleggen van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing naar het oordeel van de voorzitter zodanig onredelijk en onbillijk dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. De voorzitter zal het verzoek daarom toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 19 februari 2025 gedaan door mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, bijgestaan door mr. P.H. van Roosmalen, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven