Nummer 25/46332/SGA
Betreft verzoeker
Datum 12 februari 2025
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van
verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden (hierna: de directeur) heeft op
5 februari 2025 de aan verzoeker op 3 februari 2025 om 16:45 uur opgelegde disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van vijf dagen, vanwege geweld richting een medegedetineerde en het personeel, herzien en omgezet naar een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 5 februari 2025 om 12:30 uur en eindigend op 17 februari 2025 om 12:30 uur, vanwege de constatering dat verzoeker bij de aanval een wapen heeft gebruikt.
Verzoekers raadsman, mr. D.C. Vlielander, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (LW2025-64).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de herziene disciplinaire straf in strijd is met het rechtsbeginsel dat een persoon niet tweemaal kan worden bestraft voor hetzelfde feit (het ne bis in idem-beginsel).
Uit de stukken komt naar voren dat verzoeker op 3 februari 2025 een medegedetineerde zou hebben aangevallen op de luchtplaats en fysiek geweld zou hebben gebruikt richting het personeel toen men tussenbeide wilde komen. Naar aanleiding van dit incident heeft de directeur diezelfde dag aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van opsluiting in een strafcel voor de duur van vijf dagen. Twee dagen later – op 5 februari 2025 – is de opgelegde disciplinaire straf herzien, omdat op camerabeelden is waargenomen dat verzoeker de medegedetineerde tijdens dit incident met een steekwapen (mes) in zijn hand heeft aangevallen en een stekende beweging heeft gemaakt richting de hals. Aangezien het gebruik van een steekwapen verzoeker zwaar wordt aangerekend, is de reeds opgelegde disciplinaire straf herzien, aldus de directeur.
De voorzitter stelt vast dat twee keer een straf is opgelegd voor hetzelfde feit. Er is immers voor hetzelfde feit op 5 februari 2025 voor een tweede maal een disciplinaire straf opgelegd die hoger is dan de vorige en daarvoor (deels) in de plaats komt. Dit is in strijd met het ne bis in idem-beginsel. De bestreden beslissing is om die reden naar het oordeel van de voorzitter zodanig onredelijk en onbillijk dat er een spoedeisend belang is om de verdere tenuitvoerlegging daarvan te schorsen. De voorzitter zal het verzoek daarom toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang schorsen tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Ten overvloede merkt de voorzitter op dat weliswaar sprake is van een (zeer) ernstig geweldsincident, maar dat het onderzoek naar dit incident, dat meer duidelijkheid heeft opgeleverd over de aard en ernst daarvan, op 3 februari 2025 kennelijk nog niet was afgerond. Het had in de rede gelegen dat de directeur de uitkomst van het onderzoek had afgewacht en aan verzoeker een ordemaatregel had opgelegd alvorens over te gaan tot het opleggen van een disciplinaire straf aan verzoeker.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is op 12 februari 2025 gedaan door mr. M.J. Vos, voorzitter, bijgestaan door mr. P.H. van Roosmalen, secretaris.
secretaris voorzitter