Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2568/GB, 16 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/2568/GB

Betreft: [klager] datum: 16 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.C. Milani, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 oktober 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.C.Milani, op 23 januari 2009 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis BGG te Vught (voorheen: gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten Nieuw Vosseveld) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 10 februari 2003 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Lelystad. Op 22 september 2008 is hij overgeplaatst naar de gevangenis BGG te Vught, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is overgeplaatst vanwege het roken en invoeren van hasj. Het is disproportioneel om klager in een b.g.g.-regime te plaatsen. In Lelystad werden iedere week ongeveer drie gedetineerden gestraft voor het roken van hasj. Zij kregen dan een straf
opgelegd van twee of drie dagen op cel, zonder televisie. Zij voerden hun hasj ook in via het bezoek. Klager dealde niet. Het is onjuist dat hij twee jaar de boel heeft bedonderd. De schildersopleiding is gestopt. Zijn bezoek komt uit Kampen. Zij
moeten
in totaal vier uur reizen om één bezoek af te leggen.
In het selectie-advies wordt een verkeerd beeld geschetst van klager. Klager heeft voor eigen gebruik wel eens hasj ingevoerd via het bezoek. Er zijn straffen opgelegd voor positieve urinecontroles. Klager heeft geen misbruik gemaakt van privileges.
De
grondslag van de overplaatsing is niet te toetsen. Er zijn geen relevante stukken toegestuurd.
Invoer van drugs via het bezoek is binnen de inrichting Lelystad algemene praktijk. Het is niet begrijpelijk waarom alleen klager eerst een ordemaatregel van afzondering opgelegd heeft gekregen en vervolgens is overgeplaatst naar een zwaarder regime.
Dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Klager is nu in de gevangenis BGG schoonmaker. Hij is geschikt voor een regime van algehele gemeenschap.
Er is geen sprake van betrokkenheid bij een gijzeling c.q. ontsnapping. Klager ontving een brief van een gedetineerde die in het Turks is geschreven. In de brief staat dat de afzender verdacht wordt van een ontvluchtingspoging. De afzender merkt op dat
hij de verdenking merkwaardig vindt omdat hij nog maar één maand moet zitten. De brief wordt ter zitting verstrekt.
Klager heeft zijn kinderen de afgelopen maanden slechts driemaal gezien. Klager wil de schildersopleiding afronden, maar die mogelijkheid wordt in Vught niet geboden. Klager moet alleen nog een praktijkexamen afleggen. De overplaatsing is een
disproportionele reactie. Primair wordt gevorderd dat de overplaatsing ongedaan wordt gemaakt. Subsidiair wordt gevorderd om klager horizontaal over te plaatsen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De keuze om klager in een b.g.g.-regime te plaatsen had te maken met het functioneren van klager in unit 2, de gevangenis Lelystad. Klager heeft, zo blijkt uit de rapportage, vrij lang in unit 2 verbleven. Hij functioneerde over het algemeen goed en
wist zich geleidelijk aan te profileren als een model gedetineerde. Daardoor wist hij wat ruimte om zich heen te creëren en was hij zelfs aanwezig bij voorlichtingsavonden. Uiteindelijk bleek dat zijn houding, gedrag en inzet misleidend zijn geweest.
Uit nader onderzoek werd duidelijk dat klager een leidersrol vervulde en zich bezig hield met de invoer van drugs. Uit onderzoeken bleek dat er zelfs sprake was van georganiseerde invoer van drugs. Dit laatste was de reden om klager voor te stellen
voor
een b.b.g-regime.

Toen klager met de bevindingen geconfronteerd werd, heeft hij toegegeven betrokken te zijn bij de invoer van drugs/contrabande. Hij deelde mee dat zaken binnenkwamen via het bezoek en dat medegedetineerden op dezelfde wijze contrabande binnenkregen.
Klager is vervolgens in afzondering geplaatst en de directeur heeft een voorstel gedaan tot overplaatsing naar een b.g.g.-regime.
Klager heeft op een slimme manier misbruik gemaakt van zijn positie en van de ruimte die hem werd geboden. Daarmee heeft hij de orde en de veiligheid binnen de inrichting in ernstige mate verstoord. Ook heeft hij door de handel in drugs aangetoond dat
hij niet kon omgaan met de meer bijzondere positie en vrijheden die in een inrichting van algehele gemeenschap worden geboden. Plaatsing in een b.g.g.-regime is een juiste keuze.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis BGG te Vught is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers gedrag en betrokkenheid bij de georganiseerde invoer van contrabande verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing klager
vooralsnog over te plaatsen naar een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 16 februari 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven