Nummer 25/45848/SGA
Betreft verzoeker
Datum 22 januari 2025
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van
verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft beslist om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.
Verzoekers raadsman, mr. M. de Reus, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (Nh-2025-18).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Uit de overlegde stukken komt naar voren dat de directeur op 3 januari 2025 aan verzoeker een disciplinaire straf heeft opgelegd, vanwege een positieve uitslag bij een urinecontrole op het gebruik van THC. Verzoeker betwist niet dat hij drugs heeft gebruikt. Uit de schriftelijke mededeling van die beslissing volgt verder dat de directeur heeft opgenomen: “dit heeft geen degradatie voor u als gevolg”. Daarnaast volgt uit de stukken dat de directeur als aantekening heeft genoteerd “niet degraderen”. Vervolgens is op 10 januari 2025 aan verzoeker een nieuwe schriftelijke mededeling uitgereikt, waarin staat opgenomen dat verzoeker wordt gedegradeerd naar het basisprogramma, nu verzoekers gedrag is aangemerkt als ‘ontoelaatbaar’.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de beslissing om verzoeker te degraderen in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Gelet op de inhoud van de eerdere beslissing van 3 januari 2025, mocht verzoeker erop vertrouwen dat hij niet gedegradeerd zou worden. De directeur voert in zijn reactie op het schorsingsverzoek aan dat er in de beslissing van 3 januari 2025 een fout is gemaakt, nu ‘ontoelaatbaar’ gedrag op grond van artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden altijd leidt tot een besluit tot degradatie. Om die reden heeft de directeur op 10 januari 2025 alsnog beslist om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.
De vraag of de beslissing van 10 januari 2025 in strijd is met het vertrouwensbeginsel is niet een eenvoudig te beoordelen en te beantwoorden. Deze vraag overstijgt dan ook het voorlopig oordeel van de voorzitter, zodat deze in de bodemprocedure aan de orde dient te komen.
Gelet op het voorgaande, en nu de beslissing van de directeur voor het overige niet zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan te schorsen, zal de voorzitter het verzoek afwijzen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is op 22 januari 2025 gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door
J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter
2