Nummer 24/43712/GB
Betreft [klager]
Datum 22 januari 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De (toenmalig) Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 11 juni 2024 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam.
Klager heeft op 9 september 2024 bezwaar ingesteld tegen de (fictieve) weigering om hem – feitelijk – vanuit het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn in de gevangenis van de locatie De Schie te plaatsen en heeft daarbij verzocht om hem desnoods in een andere inrichting te plaatsen. Verweerder heeft op 26 september 2024 klager niet‑ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
Klagers raadsman, mr. A.W. Syrier, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De beoordeling
De situatie
Klager verbleef in het HVB van de PI Alphen. Op 11 juni 2024 is beslist om hem te selecteren voor plaatsing in de gevangenis van de locatie De Schie, omdat hij was veroordeeld in eerste aanleg.
De ontvankelijkheid in beroep
Klager is op 30 oktober 2024 in vrijheid gesteld. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter (tijdig) verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.
De ontvankelijkheid in bezwaar
Verweerder heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar, omdat de Penitentiaire beginselenwet geen bezwaar- en beroepsprocedure kent die alleen betrekking heeft op het feitelijk realiseren van een (over)plaatsing na een selectiebeslissing. Klager voert in bezwaar echter ook aan dat het op de weg van verweerder had gelegen om hem desnoods in een andere inrichting te plaatsen. Daarmee ziet de bezwaarprocedure niet alleen op het feitelijk realiseren van een (over)plaatsing na een selectiebeslissing en had klager in zijn bezwaar moeten worden ontvangen (vergelijk RSJ 17 februari 2021, R-20/6917/GB). De beroepscommissie zal de bestreden beslissing vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn bezwaar. De beroepscommissie zal het bezwaar als eerste en enige instantie inhoudelijk beoordelen.
De inhoudelijke beoordeling
Klager had recht op een spoedige uitplaatsing uit het HVB. Hij is immers op 10 mei 2024 veroordeeld en had vanaf dat moment al recht op een verblijf in een gevangenis. Verweerder heeft bij uitstek zicht op de wachtlijsten van de diverse inrichtingen. Hij had klager met het oog daarop ook in een andere gevangenis kunnen plaatsen. De beroepscommissie is gelet op het tijdsverloop van oordeel dat verweerder dit had moeten doen (vergelijk RSJ 17 februari 2021, R-20/6917/GB). Klager heeft na 11 juni 2024 nog tot 30 oktober 2024 – ruim vier maanden – in het HVB verbleven, terwijl hij op 9 september 2024 heeft verzocht om hem desnoods in een andere inrichting te plaatsen. De beslissing om geen gehoor aan dat verzoek te geven moet, gelet op het voorgaande, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het bezwaar daarom gegrond verklaren. Nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld, zal de beroepscommissie verweerder niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen.
De beroepscommissie ziet wel aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen voor de periode dat hij ten onrechte in het HVB van de PI Alphen heeft verbleven. Zij zal de hoogte daarvan bepalen op €75,-.
3. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de bestreden beslissing, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn bezwaar en verklaart dit bezwaar gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €75,-.
Deze uitspraak is op 22 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. L. Veerkamp, secretaris.
secretaris voorzitter