Nummer 23/34049/GA
Betreft [klager]
Datum 24 januari 2025
Uitspraak van de beroepsrechter van de RSJ op het beroep van
de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het feit dat hij op 28 april 2023 maar een half uur heeft kunnen luchten en dat hij hiervoor niet is gecompenseerd.
De beklagcommissie bij de PI Grave heeft op 25 mei 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €12,50 (GO 2023/255). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepsrechter heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De beoordeling
De beroepsrechter zal eerst beoordelen of de beslissing van de directeur in strijd is met de wet en daarna of deze redelijk en billijk is.
Strijdigheid met de wet
Op grond van artikel 49, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft de gedetineerde recht op dagelijks verblijf in de buitenlucht, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet. Op grond van het derde lid draagt de directeur zorg dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven.
Klager heeft op 28 april 2023 in de middag kunnen luchten, zodat geen sprake is van strijd met het recht op dagelijks verblijf in de buitenlucht, als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de Pbw.
Nu het luchtmoment slechts een half uur heeft geduurd, is het de vraag of de directeur heeft voldaan aan de wettelijke zorgplicht als bedoeld in het derde lid van dit artikel. De directeur heeft toegelicht dat er die betreffende middag drie alarmsituaties waren op verschillende afdelingen, waarbij (naast het Interne Bijstandsteam) personeel van klagers afdeling moest worden ingezet. Daarom is het luchtmoment van klager een half uur later opgestart. De beroepsrechter is van oordeel dat deze situatie in dit geval geen strijd oplevert met de zorgplicht, als bedoeld in artikel 49, derde lid, van de Pbw.
Redelijkheid en billijkheid
Voor de vraag of de beslissing ook redelijk en billijk is, is van belang of de directeur heeft geprobeerd om klager voor het gemiste half uur te compenseren (al dan niet in financiële vorm). Het staat in ieder geval vast dat er geen compensatie heeft plaatsgevonden. Als reden hiervoor heeft de directeur in beklag aangegeven dat het dagprogramma het niet toelaat dat het luchtmoment wordt gecompenseerd (met een ander luchtmoment). In beroep heeft de directeur zich op het standpunt gesteld dat dit de betreffende dag niet mogelijk was en ook niet op andere dagen. (Voor het eerst) in beroep vult de directeur aan dat het dagprogramma en de daarmee samenhangende personeelsinzet ook geen ruimte biedt om te compenseren in de vorm van recreatie. Voor een compensatie in de vorm van een blikje frisdrank en/of een versnapering is volgens de directeur niet gekozen, omdat dit niet als een passende compensatie werd gezien.
Naar het oordeel van de beroepsrechter geeft het bovenstaande onvoldoende inzicht in de vraag of en, zo ja, welke pogingen destijds daadwerkelijk zijn gedaan – binnen de (kennelijk) bestaande en als passend beschouwde mogelijkheden – om klager een passende compensatie te bieden voor het gemiste half uur luchten. Bovendien nam de directeur in beklag (ook) een ander standpunt in, namelijk: “Er is niet meer gedacht aan het compenseren van de verloren tijd en of deze op een andere manier gecompenseerd had kunnen worden”.
Naar het oordeel van de beroepsrechter moet de beslissing om klager een half uur te laten luchten zónder (te trachten) hem daarvoor te compenseren in dit geval als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
Tegemoetkoming
De beroepsrechter kan zich echter niet verenigen met de hoogte van de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming, omdat deze is gebaseerd op een schending van klagers recht op dagelijks verblijf in de buitenlucht, terwijl dit hier niet het geval. De beroepsrechter zal het beroep van de directeur dan ook gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, voor zover aan klager een tegemoetkoming is toegekend. De beroepsrechter zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van €7,50.
De beroepsrechter zal voor het overige de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.
3. De uitspraak
De beroepsrechter verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend. De beroepsrechter kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50. De beroepsrechter bevestigt voor het overige de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Deze uitspraak is op 24 januari 2025 gedaan door mr. M. Iedema, beroepsrechter, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter