Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37257/GA, 15 januari 2025, beroep
Uitspraakdatum:15-01-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/37257/GA

Betreft             [klager]

Datum             15 januari 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

  1. het (volgens klager: te korte) dagprogramma in week 27 en 28 (3 juli 2023 tot en met 16 juli 2023) en het uitblijven van de beloofde compensatie daarvoor (G-2023-1085 en G-2023-1114);
  2. het (volgens klager: te korte) dagprogramma in week 29 (17 juli 2023 tot en met 23 juli 2023) en het uitblijven van de beloofde compensatie daarvoor (G‑2023‑1134);
  3. de beslissing van 24 juli 2023 om zijn lidmaatschap van de gedetineerdencommissie (gedeco) te beëindigen (G‑2023‑1134).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 26 oktober 2023 beklag a. en beklag c. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag b. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft de Commissie van Toezicht (CvT) gevraagd om de beklaguitspraak van G-2023-1048 toe te sturen. De CvT heeft die uitspraak op 25 november 2024 toegestuurd. De beroepscommissie heeft die uitspraak ter kennisgeving toegestuurd aan klager en de directeur.

 

2. De beoordeling

Beklag a.

Vervallen van de avondrecreatie

De beroepscommissie merkt allereerst op dat het vervallen van de avondrecreatie op 6 juli 2023 – voor zover dat uit de stukken volgt – níet zeven dagen van tevoren schriftelijk is aangekondigd (maar pas op 6 juli 2023). Dat betekent dat dit – op dat moment – een collectieve beslissing was en geen algemene regel (zie nader RSJ 1 mei 2023, 23/32160/GA).

Klager heeft zich pas op 15 en 16 juli 2023 over het dagprogramma beklaagd. Op dat moment waren, sinds de schriftelijke aankondiging, wél zeven dagen verstreken en was het toen geldende dagprogramma dus wél een algemene regel.

Deze algemene regel is niet in strijd met hogere wet- of regelgeving. De beroepscommissie verwijst voor dit oordeel naar de overwegingen van de beroepsrechter in RSJ 9 januari 2025, 23/34240/GA. Het vervallen van de avondrecreatie op donderdagen betekende in week 27 en 28 (nog) twee uur minder recreatie en kennelijk drie uur korter dagprogramma, maar ook dat levert – op basis van het bij de beroepscommissie bekende rooster – geen strijd met hogere wet- of regelgeving op.

Het uitblijven van compensatie

Vast staat dat aan klager en zijn medegedetineerden compensatie is toegezegd in de vorm van snacks, toegang tot bepaalde zenders en geld. Daartegen richt zich het beklag niet. Klager stelt dat hij de compensatie niet heeft ontvangen.

Voor zover de compensatie financieel is, geldt dat klager had kunnen vragen aan de directeur om die compensatie alsnog uit te betalen. Als de directeur dat verzoek afwijst (of verzuimt te beslissen), kan daartegen beklag worden ingesteld. Van een dergelijk verzoek is niet gebleken. Er is dus ook geen beslissing (of verzuim) waartegen beklag kan worden ingesteld.

Voor zover de compensatie niet financieel is en dus niet alsnog kan worden aangeboden, geldt dat het uitblijven daarvan alleen zou kunnen worden aangemerkt als een beslissing, als dit – kort gezegd – een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur met zich mee zou kunnen brengen. Daarvan is geen sprake.

Gelet op het voorgaande had klager niet-ontvankelijk in beklag a. moeten worden verklaard.

De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom in zoverre vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

Beklag b.

Meerdere klachten over een algemene regel (of ‘voortdurende situatie’ )

De beklagrechter heeft geoordeeld dat beklag b. (dat ziet op het dagprogramma in week 29) identiek is aan het beklag met kenmerk G‑2023-1048.[1] In die zaak klaagde klager over het dagprogramma in week 25 en 26.

Klager heeft een deel van zijn klachten over het dagprogramma afgebakend per week/twee weken. Als een gedetineerde in zijn beklag tegen een algemene regel (of ‘voortdurende situatie’) zelf een periode afbakent, hoeven de beklag- en beroepscommissie ook alleen die periode te beoordelen.[2] Als de gedetineerde een nieuwe klacht indient die ziet op een andere periode, dan is dat dus géén identieke klacht.

Daarnaast heeft klager ook een niet in periode afgebakende klacht tegen het (gewijzigde) dagprogramma ingediend (G-2023-221).[3] In zo’n geval beoordelen de beklag- en beroepscommissie het dagprogramma in de periode van (maximaal) zeven dagen voorafgaand aan het indienen van het beklag tot en met de datum waarop de beklagrechter uitspraak doet (of totdat het dagprogramma opnieuw wijzigt, als dat eerder is). Als de gedetineerde gedurende deze periode opnieuw een (al dan niet) afgebakende klacht tegen hetzelfde dagprogramma indient, is dus sprake van een identieke klacht. Als de gedetineerde daarna een nieuwe klacht indient, dan is dat echter géén identieke klacht.[4]

Het dagprogramma in week 29 is niet eerder aan de beklagrechter voorgelegd, want:

  • G-2023-1048 zag alléén op het dagprogramma in week 25 en 26;
  • G-2023-221 is op 1 juni 2023, dat is in week 22 en dus vóór week 29, al door de beklagrechter beoordeeld.

Bovendien is het dagprogramma tussentijds gewijzigd. Van een identieke klacht is dus geen sprake.

Een en ander neemt niet weg dat klager klaagt over een algemene regel, en dat hij dus niet-ontvankelijk in zijn beklag moet worden verklaard, als die algemene regel niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving. De vraag of er strijd is met hogere wet- of regelgeving, dient dus te worden beoordeeld voor week 29.

Strijd met hogere wet- of regelgeving?

Ook voor week 29 geldt dat het dagprogramma niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Voor het uitblijven van de compensatie geldt hetzelfde als onder beklag a. is overwogen. Gelet hierop is klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in beklag b. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen, met wijziging van de gronden.

 

Beklag c.

Op basis van de stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter beklag c. terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagrechter aan te vullen of te wijzigen.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag a. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit beklag.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, ten aanzien van beklag b. met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is op 15 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. R.S.T. Gaarthuis en mr. S.M. Krans, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 


[1] In beroep: RSJ 9 januari 2025, 23/35526/GA.

[2] En wordt een eventuele tegemoetkoming dus ook alleen over die periode toegekend.

[3] In beroep: RSJ 9 januari 2025, 23/34240/GA.

[4] Het kan (pas dan) ook nuttig zijn om een nieuwe klacht in te dienen, omdat ook een eventuele tegemoetkoming wordt berekend over de periode tot en met de datum van de uitspraak van de beklagrechter.

Naar boven