Nummer 23/35517/GM
Betreft klager
Datum 17 januari 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. D. Hwang, heeft namens klager beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat er onzorgvuldig met zijn huid- en oorklachten en met zijn polsbreuk en nekklachten is omgegaan.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw, (…), hoofd zorg en (…), inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 3 december 2024.
Als toehoorder was aanwezig (…), lid van de RSJ.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Huid- en oorklachten
Bij klager zijn twee soorten contactallergieën vastgesteld, te weten voor carbamix en thiurax mix. Door de jaren heen heeft klager geleerd dat hij naast rubberproducten ook plastic producten moet vermijden. Vanaf het begin van zijn detentie is veelvuldig gecommuniceerd met de directie van de PI Arnhem over de zorg die hij nodig heeft. Kort na de aanvang van zijn detentie ontstonden al klachten bij klager – die hij voorafgaand aan de detentie niet had – in de vorm van wonden op zijn handen, voeten en in zijn oren. De oren van klager waren ernstig gezwollen en ontstoken. Hij werd dagelijks wakker met een kussensloop vol met bloed- en vochtvlekken. Alle zalven, pijnstillers en antibiotica die hij kreeg verhielpen de wonden niet. Het lag in de rede om de onderliggende oorzaak van de symptomen te onderzoeken en de blootstelling aan allergie-opwekkende condities te stoppen. Tot aan het einde van de detentie van klager is dat nagelaten. Klager heeft zelf voorgesteld om een stoftest te doen. Er is tweemaal een plaktest gedaan met als resultaat duidelijk zichtbare roodheid en wonden.
De inrichtingsarts heeft met het testresultaat niets gedaan, ondanks dat klager om een indicatie voor een luchtreiniger of handstofzuiger had verzocht.
Klager verbleef in detentie tot 13 oktober 2023. Hoewel de ontsteking en wonden in de oren langzaam verdwenen na zijn vrijlating, bleef klager last hebben van slechthorendheid en zo nu en dan een piepend geluid in zijn linkeroor. Klager is daarvoor bij de Keel-Neus-Oorheelkunde van ziekenhuis Rijnstate in behandeling gebleven. Op 1 maart 2024 is na een audiometrie door de KNO-arts vastgesteld dat er sprake is van blijvende slechthorendheid aan zijn linkeroor. De KNO-arts heeft een hoortoestel voorgeschreven maar waarschuwde tegelijkertijd dat de kans zeer groot is dat dat bij klager geen effect zal hebben. De blijvende slechthorendheid is het directe gevolg van de ontsteking in zijn oor tijdens detentie, welke ontsteking minstens tien maanden heeft geduurd.
Botbreuk
Klager is op 24 april 2023 (voor de tweede maal) flauwgevallen, waarna hij een botbreuk in de rechterpols en ernstige nekpijn had. De medische dienst was echter van mening dat de breuk in de rechterpols een oude breuk betrof en dat de nekklachten afwachtend met paracetamol behandeld konden worden. De nekklachten bleven maandenlang aan. Ruim drie maanden later is tijdens onderzoek in ziekenhuis Rijnstate gebleken dat de botbreuk in de rechterpols wel een nieuwe breuk betrof, ontstaan bij de val op 24 april 2023. Omdat te lang was gewacht met een behandeling was een operatie op korte termijn noodzakelijk. Klager had eerder, kort na de botbreuk, geopereerd moeten worden. Bovendien is het nu – ook na de operatie die op 4 september 2023 heeft plaatsgevonden – nog maar de vraag of zijn rechterpols ooit volledig zal herstellen.
Nekklachten
Ook zijn klagers nekklachten niet serieus genomen. In het bemiddelingsadvies werd gesteld dat klager al voor 24 april 2023 nekklachten zou hebben gehad. Dat is onjuist. Het heeft maanden geduurd voordat er een CT-scan is gemaakt van de nek en al die tijd heeft klager enkel paracetamol en naproxen voor de pijn gekregen. Klager benadrukt dat hij herhaaldelijk pogingen heeft gedaan om in overleg te treden met de directie en de medische dienst waarop nooit is gereageerd.
Standpunt van de inrichtingsarts
Huid- en oorklachten
In 2006 is er door de dermatoloog in Almelo een Carbamixallergie bij klager vastgesteld. De krasjestest voor de latexallergie was negatief. De PI Arnhem heeft in de praktische organisatie rondom klagers allergie voorzien. Rekening is gehouden met zijn matras, wasmiddelen, douchemiddelen en verpakkingen. Klager heeft ook geen organisatorische klachten ingediend bij de commissie van toezicht en niet aangevoerd dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met zijn allergie.
Pols- en nekklachten
Na zijn val is klager op 24 april 2023 beoordeeld door de huisarts en direct ingestuurd voor een röntgenfoto van zijn hand/pols. De radioloog constateerde: “Fractuur proximale pool os scaphoideum met mogelijk geringe collaps en al wat sclerose derhalve mogelijk van oudere datum. Vrijwel anatomische stand. Zekerheidshalve is patiënt doorgestuurd naar de poli orthopedie”. Klager heeft hiervoor als behandeling gips gekregen.
De nekklachten zijn twee dagen later op 26 april 2023 pas voor het eerst benoemd en deze zijn beoordeeld. Klager heeft oefeningen meegekregen om de stijfheid in de nek te verminderen. Klager is drie weken later opnieuw beoordeeld en heeft toen pijnmedicatie gekregen. Het eerstvolgende moment waarop klager weer contact zocht met de medische dienst was in juni 2023. Hierop is klager doorverwezen naar de orthopeed. Deze heeft aanvullend onderzoek verricht, waaruit bleek dat er geen botletsel aanwezig was.
3. De beoordeling
Huid- en oorklachten
Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, en wat is besproken op de zitting stelt de beroepscommissie vast dat klager tijdens zijn verblijf in de PI doorlopend last had van huid- en oorklachten. Volgens klager was dat een gevolg van zijn allergie. Klager heeft zich sinds zijn binnenkomst in de PI in november 2022 regelmatig gewend tot de medische dienst. Hij maakte onder meer melding van toename van zijn huidklachten, wondjes in zijn oren, een rode oorschelp, een pijnlijke gehoorgang en tinnitusklachten.
Klager is vanaf 24 januari 2023 met antibiotica behandeld in verband met aanwijzingen voor een bacteriële infectie. Dit recept is op 1 februari 2023 omgezet in oordruppels. De behandeling had onvoldoende effect en per 8 februari 2023 is een orale behandeling gestart ter bestrijding van een bacteriële infectie. De inrichtingsarts heeft klager verteld dat hij verder voor het behandelen van zijn huidklachten geen opties zag.
In het medisch dossier staat vermeld dat klager op 16 mei 2023 een afspraak had op de poli dermatologie van het Radboudumc en op 25 mei 2023 een telefonische afspraak met de dermatoloog. Geconcludeerd werd dat de klachten niet passen bij een allergie, maar dat er sprake is van lichte ontstekingsverschijnselen in het oor als gevolg van een huidbacterie en dat er een aanwijzing is voor een allergische reactie op stof, wat echter niet de verklaring is voor alle huidklachten. In het medisch dossier is bij 30 juni 2023 genoteerd dat klager nog steeds doof is aan het linkeroor, al vele maanden tinnitusklachten heeft en zich zorgen maakt over blijvende schade. Klager wordt verwezen naar de KNO-arts. In zijn verslag van 1 maart 2024 heeft de KNO-arts geconcludeerd dat sprake is van een ernstige, mogelijk gemengde slechthorendheid links na een chronische otitis in 2023.
Naar het oordeel van de beroepscommissie hadden de door klager gepresenteerde klachten eerder aanleiding moeten vormen voor specialistisch vervolgonderzoek en had klager ook eerder naar de dermatoloog en de KNO-arts moeten worden verwezen om fysiek te worden beoordeeld. Nu het een half jaar heeft geduurd voordat klager is doorverwezen naar een medisch specialist, heeft hij voor zijn huid- en oorklachten niet de zorg gekregen die van de inrichtingsarts en de medische dienst had mogen worden verwacht.
Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren.
De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Zij zal deze vaststellen op €125,-.
Pols en nekklachten
De inrichtingsarts heeft klager na zijn val op 24 april 2024 meteen doorverwezen naar het ziekenhuis voor het maken van een röntgenfoto van zijn hand/pols. Klager is gezien door de orthopeed en om zijn pols is gips aangelegd. Op 7 juni 2023 is klager opnieuw gezien in het ziekenhuis, waar nieuw gips is aangelegd voor de duur van vijf weken en klager pijnmedicatie heeft voorgeschreven gekregen. Omdat de pols niet leek te genezen, is klager door de orthopeed verwezen naar de plastisch chirurg die hem op 4 september 2023 heeft geopereerd.
Voor zijn nekklachten heeft klager oefeningen meegekregen en is aan hem pijnmedicatie voorgeschreven. De orthopedisch chirurg heeft klager elf weken later beoordeeld en geen ossale (bot)afwijkingen vastgesteld. Klager kreeg opnieuw pijnmedicatie en geadviseerd werd een functionele nabehandeling met behulp van fysiotherapie.
De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts voortvarend en zorgvuldig heeft gehandeld door klager na zijn val meteen naar het ziekenhuis te verwijzen voor een röntgenfoto. Klager is door de orthopeed onderzocht en er is gips aangebracht om zijn pols. De orthopeed heeft klager daarna verwezen naar de chirurg die hem uiteindelijk aan zijn pols heeft geopereerd. Ook in verband met zijn nekklachten is klager door de orthopeed gezien.
Voor de diagnose en behandeling van de medisch specialist is de inrichtingsarts niet verantwoordelijk.
Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts ten aanzien van klagers pols- en nekklachten niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake de huid- en oorklachten gegrond.
Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €125,-.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is op 17 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
secretaris voorzitter