Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/40738/GM, 17 januari 2025, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/40738/GM

Betreft             klager

Datum             17 januari 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsvrouw, mr. A.M. van Wingerden, heeft namens klager beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) Scheveningen (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet de noodzakelijke zorg en ondersteuning krijgt.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw, (…), kinderarts en eerste geneeskundige, en (…), huisarts, gehoord op de digitale zitting van 3 december 2024.

Als toehoorder was aanwezig (…), lid van de RSJ.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager moet zichzelf onder andere aankleden, uitkleden, toiletteren en zich verschonen wanneer hij het toilet niet heeft gehaald, terwijl hij hiertoe - door zijn incomplete dwarslaesie - niet in staat is. Op deze problematiek wordt door de medisch adviseur niet ingegaan. Klager verwijst naar het zorgplan dat was opgesteld door de thuiszorg voordat hij gedetineerd raakte, waarin staat dat hij ook dagelijks ondersteuning nodig heeft bij het toedienen van microlax (in verband met een verhoogd risico op obstipatie), bij het aan- en uittrekken van steunkousen, bij de zorg rondom zijn katheter en met douchen. Klager vindt het gevaarlijk dat hij niet voldoende ondersteuning krijgt, omdat hij al een paar keer is gevallen. Hij heeft het gevoel dat hij aan zijn lot wordt overgelaten.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de inrichtingsarts

Aan de orde zijn de mate van zelfstandigheid wat betreft algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en of klager hierin wordt ondersteund. De mate van ADL‑zelfstandigheid wordt in het JCvSZ bepaald aan de hand van de Katz-ADL‑schaal en de Barthel‑scorelijst. Deze worden door de verpleegkundige bijgehouden. Klager heeft hoge scores wat betekent dat sprake is van een ruime mate van ADL-zelfstandigheid. Daar waar klager nog wel hulp nodig heeft, wordt deze verleend door het verpleegkundig team. Zelfstandigheid wordt binnen het JCvSZ gestimuleerd en daar waar die er nog niet is zo mogelijk getraind. Zo wordt gestreefd naar een zo goed mogelijke terugkeer in de maatschappij of vervolginstelling. In het begin van zijn verblijf werd klager meer geholpen, onder meer met zijn steunkousen, maar het idee was dat klager met hulpmiddelen zou gaan oefenen om het zelf te leren. Geconstateerd werd dat klager veel zelf kon.

De inrichtingsarts heeft op de zitting aangeboden om nog een keer met klager in gesprek te gaan.

 

3. De beoordeling

Volgens het namens klager ingediende beroepschrift is het beroep gericht tegen een beslissing van de medisch adviseur van 16 mei 2024. De beroepscommissie zal dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts.

Uit de informatie in het dossier en wat is besproken op de zitting volgt dat in het JCvSZ de mate van ADL‑zelfstandigheid van klager is bepaald en bijgehouden aan de hand van Katz‑ADL- en Barthel‑scorelijsten. Op basis van die scorelijsten is de conclusie getrokken dat bij klager sprake is van een ruime mate van ADL-zelfstandigheid. Klager is daarom gestimuleerd om de zorg voor zichzelf zo veel mogelijk zelfstandig en eventueel met hulpmiddelen te doen en die zelfstandigheid verder te ontwikkelen. Op basis van de beschikbare informatie in het dossier en de toelichting van de inrichtingsarts op de zitting, zijn er geen aanwijzingen dat klager daartoe niet in staat is. Daar waar klager hulp nodig heeft, is deze door het verpleegkundig personeel verleend.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de inrichtingsarts zorgvuldig gehandeld en aan klager de noodzakelijke zorg en ondersteuning verleend. Het handelen van de inrichtingsarts kan niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 17 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven