Nummer 25/45590/SGA en 25/45591/SGA
Betreft verzoeker
Datum 8 januari 2025
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op de verzoeken van
verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker twee disciplinaire straffen opgelegd, waaronder elf dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 28 december 2024 om 12:15 uur en eindigend op 8 januari 2025 om 12:15 uur (25/45591/SGA) en ontzegging van bezoek voor de duur van drie maanden (25/45590/SGA), vanwege aangetroffen contrabande bij verzoekers bezoekster.
Verzoekers raadsman, mr. E.G.S. Roethof, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reacties van de directeur op de schorsingsverzoeken en van de klaagschriften (ZB-2025-9 en ZB-2025-10).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaken kunnen dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissingen waartegen beklag is ingesteld in strijd zijn met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk zijn dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissingen te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de schriftelijke reactie van de directeur, waaronder het schriftelijke verslag van 30 december 2024, komt naar voren dat een narcoticahond een melding gaf bij verzoekers bezoekster. Hoewel de bezoekster in eerste instantie ontkende dat zij drugs bij zich droeg, erkende ze even later toch dat ze vijf zakjes contrabande bij het kruis droeg. De contrabande is getest en gewogen en dit heeft uitgewezen dat het 29 gram hasj betreft. Uit de stukken blijkt dat de directeur verzoeker verantwoordelijk houdt voor zijn bezoek en dat verzoeker zich niet aan de in de inrichting geldende regels heeft gehouden.
Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan slechts een straf worden opgelegd indien de gedetineerde voor het begaan van het bewuste strafwaardige feit verantwoordelijk kan worden gesteld. Daarvoor is van belang dat verzoeker kennis had van het voornemen van zijn bezoekster om contrabande in te voeren. Naar het oordeel van de voorzitter blijkt uit de stukken, noch uit de door de directeur gegeven toelichting van enige aanknopingspunten dat verzoeker kennis had van het voornemen van zijn bezoekster om de contrabande in te voeren en dus op enige wijze betrokken was bij de aangetroffen contrabande, zodat hij daarvoor niet verantwoordelijk kan worden gesteld. Nu zonder verantwoordelijkheid geen disciplinaire straf kan worden opgelegd, is naar het oordeel van de voorzitter sprake van een spoedeisend belang om tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de bestreden beslissingen over te gaan. De verzoeken zullen dan ook worden toegewezen.
Ten overvloede overweegt de voorzitter dat de directeur – zou sprake zijn geweest van verantwoordelijkheid van verzoeker voor de door zijn bezoekster ingevoerde contrabande – op grond van artikel 51, eerste lid, onder b, van de Pbw weliswaar kan overgaan tot het ontzeggen van bezoek, maar dat dat slechts kan voor ten hoogste vier weken. De door de directeur opgelegde bezoekontzegging van drie maanden overschrijdt die maximale duur ruimschoots.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst de verzoeken toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissingen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op de onderliggende klaagschriften heeft beslist.
Deze uitspraak is op 8 januari 2025 gedaan door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, bijgestaan door mr. P.H. van Roosmalen, secretaris.
secretaris voorzitter