Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2715/GA, 6 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2715/GA

betreft: [klager] datum: 6 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 oktober 2008 van de beklagcommissie bij de gevangenis De Geerhorst te Sittard

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 januari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.

Klager heeft het beroep bij schrijven van 18 januari 2009 nader schriftelijk toegelicht. Een kopie van die toelichting is ter kennisneming aan de directeur gezonden

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde:
a. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het zich uiterst onbehoorlijk gedragen jegens inrichtingsmedewerkers;
b. de interne overplaatsing van een meerpersoonscel naar een éénpersoonscel gedurende de tenuitvoerlegging van de hiervoor onder a vermelde disciplinaire straf;
c. lichamelijke en psychische mishandeling door de inrichtingsarts en het opmaken van een verslag door die inrichtingsarts;
d. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van vijf dagen, in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting.

De beklagcommissie heeft de onderdelen a, b en d van het beklag ongegrond verklaard en klager ten aanzien van onderdeel c niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, één en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Klager had in de inrichting medegedeeld dat hij rugklachten heeft en dat die klachten verergerden. Hij kon haast niet meer lopen. Klager heeft aan de arts verzocht om overlegging van zijn complete medische dossier, omdat de arts hem nooit heeft willen
doorverwijzen naar een specialist. Toen klager bij de arts kwam, liep hij met krukken. De arts stond in de deuropening en klager moest langs de arts lopen. Daarbij duwde de arts tegen klager en zei daarbij dat hij niet bang was voor klager. Klager viel
daarop achteruit tegen de deurpost. Toen kwam er een kruk tegen de muur aan omdat klager zijn evenwicht probeerde te behouden. Klager heeft niet geslagen. Hij heeft daarbij overigens wel de arts uitgescholden. Hij heeft daarvoor later zijn excuses
aangeboden.
Ten aanzien van onderdeel b:
Klager werd voor de tenuitvoerlegging van die disciplinaire straf van een meerpersoonscel overgeplaatst naar een éénpersoonscel. Klager had er veel belang bij om in de meerpersoonscel te mogen blijven omdat hij hulpbehoevend is. In de éénpersoonscel
was
hij feitelijk hulpeloos. Hij kon zelf niet eens uit zijn bed komen of naar het toilet gaan. Andere gedetineerden in De Geerhorst mochten, in de tijd dat klager daar heeft verbleven, steeds hun disciplinaire straf wel uitzitten in een meerpersoonscel.
Ten aanzien van onderdeel c:
Klager is van mening dat hij, doordat de arts niet de benodigde zorg en behandeling heeft gegeven, door de inrichtingsarts is mishandeld dan wel verkeerd is behandeld. Klager heeft daaromtrent ook een medisch beroep ingesteld, ter zake waarvan hij
inmiddels door de beroepscommissie is gehoord.
Ten aanzien van onderdeel d:
De directeur wilde klager over laten plaatsen naar een inrichting voor beperkt gemeenschapsgeschikte gedetineerden. Aanleiding daarvoor was dat klager heeft gedreigd met een kort geding. De directeur stelt dat klager tijdens de afzondering een
handtekeningenactie zou hebben georganiseerd. Klager stelt dat zulks niet goed mogelijk is tijdens een verblijf in afzondering. Klager heeft inderdaad gevraagd aan medegedetineerden of zij voor hem wensten te getuigen. Klager heeft nooit iemand
bedreigd. Daarvoor is hem ook nooit een verslag aangezegd.

In de nadere schriftelijke toelichting van 18 januari 2009 heeft klager – zakelijk weergegeven – nog het volgende aangevoerd. Doordat klager indertijd per ambulance naar Zoetermeer is vervoerd, geeft de inrichtingsarts van De Geerhorst impliciet toe
dat
klagers toestand in eerste instantie verkeerd was ingeschat. In Zoetermeer is klager overigens al heel snel weer in een meerpersoonscel geplaatst omdat het daar als onverantwoord werd ingeschat hem op een éénpersoonscel te laten verblijven. In
Zoetermeer heeft men hem in eerste instantie niet willen opnemen, gelet op zijn medische toestand en wilde men hem doorzenden naar het penitentiair ziekenhuis. Vanuit de locatie Zoetermeer is vervolgens met spoed geregeld dat klager naar de pijnkliniek
in Delft kon. Daaruit kan blijken dat de inrichtingsarts in Sittard klagers medische toestand verkeerd heeft ingeschat.
Klager heeft op 20 januari 2009 telefonisch nog medegedeeld dat de inrichtingsarts van de gevangenis De Geerhorst inmiddels zou zijn ontslagen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
De directeur kreeg kennis van een door de inrichtingsarts opgemaakt verslag naar aanleiding van dit voorval. Aan de hand van dat verslag is klager gehoord en aan hem is toen de onderhavige disciplinaire straf opgelegd.
Ten aanzien van onderdeel b:
Het klopt dat klagers disciplinaire straf ten uitvoer werd gelegd in een éénpersoonscel. Dat gebeurt in De Geerhorst vaker. Per geval wordt er door de directeur met betrekking tot de tenuitvoerlegging steeds een afzonderlijke afweging gemaakt. In dit
geval heeft dat tot klagers plaatsing in een éénpersoonscel geleid. Dat was in verband met klagers houding en gedrag op de afdeling. In klagers geval werd het niet gewenst geacht dat de celdeur van klager open zou blijven, zoals bij tenuitvoerlegging
in
een meerpersoonscel wel gebeurt. Een en ander is in overleg met de inrichtingsarts geschied. Deze heeft aangegeven dat er geen medische indicatie bestond voor extra begeleiding tijdens klagers verblijf in een éénpersoonscel.

Ten aanzien van onderdeel d:
Klager verbleef in zijn eigen cel in afwachting van een beslissing op een overplaatsingsvoorstel naar een andere inrichting. Reden voor dat voorstel was dat klagers gedrag in de inrichting niet (langer) werd geaccepteerd. Klagers gedrag kon aanleiding
geven tot conflicten met personeel en medegedetineerden. Voor de orde en rust was het noodzakelijk om hem af te zonderen.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de onderdelen a, b en c van het beklag kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ten aanzien van die
onderdelen van het beklag ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel d van het beklag geldt dat noch uit hetgeen door de directeur ter zitting naar voren is gebracht noch uit de overige processtukken voldoende aannemelijk is geworden dat er sprake was van (voldoende) gronden om de oplegging van
een ordemaatregel van afzondering te rechtvaardigen. Naar het oordeel van de beroepscommissie had klager, mede gelet op zijn gezondheidstoestand, de overplaatsingsbeslissing in redelijkheid moeten kunnen afwachten zonder dat aan hem die ordemaatregel
werd opgelegd. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat deze beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk moet worden geacht. De uitspraak van de beklagcommissie zal daarom in zoverre worden
vernietigd en dit onderdeel van het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de hoogte daarvan vaststellen op € 37,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de onderdelen a, b en c van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel d van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit onderdeel van het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 37,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. J.P. Balkema, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven