Nummer 23/32323/GA
Betreft [klager]
Datum 3 februari 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet waarborgen van zijn veiligheid, omdat hij zeven weken in een meerpersoonscel heeft verbleven met een medegedetineerde aan wie een maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging (tbs-maatregel) is opgelegd.
De beklagrechter bij de locatie Roermond heeft op 16 februari 2023 het beklag ongegrond verklaard (R-2022-405). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. M.C.J. Heinen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is in een meerpersoonscel geplaatst met iemand die tot een tbs-maatregel is veroordeeld. De celgenoot heeft dan ook een psychische stoornis en dat is een wettelijke contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel. Het is niet gebleken dat bij de plaatsing van klager in de cel met de tbs-gestelde sprake is geweest van een deugdelijke afweging van de risico’s. Bij de inrichting was immers bekend dat de (toekomstige) celgenoot van klager een tbs-maatregel heeft. De directeur had ten aanzien van deze celgenoot nader onderzoek moeten doen naar zijn geschiktheid voor plaatsing in een meerpersoonscel. Klager betwist dat hij zelf zou hebben verzocht om met deze gedetineerde in een cel te worden geplaatst.
Toen klager tot de ontdekking kwam dat zijn celgenoot een tbs-maatregel had, viel dat rauw op zijn dak. Hij heeft direct aangegeven dat hij van zijn celgenoot gescheiden wil worden vanwege de mogelijke risico’s. Dat niet is gebleken dat klager enig risico heeft gelopen of dat geen sprake is van een zodanige contra-indicatie dat klagers celgenoot niet in een meerpersoonscel kon worden geplaatst, snijdt geen hout. Een tot een tbs-maatregel veroordeelde gedetineerde wordt immers verdacht van het ombrengen van zijn celgenoot in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel. Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
Klager en zijn celgenoot hebben zelf gevraagd om gezamenlijk in een cel te mogen verblijven. Daarnaast was de psychische gesteldheid van de celgenoot niet dermate slecht dat hij niet samen met klager in een cel kon verblijven. De beklagrechter heeft terecht geoordeeld dat een contra-indicatie slechts een wegingsfactor is en geen absolute uitsluitingsgrond. Het verschilt per gedetineerde in welke mate een contra-indicatie relevant is. Er is niet gebleken van enig risico voor de veiligheid of gezondheid van klager gedurende de periode die hij met de betreffende gedetineerde in de meerpersoonscel heeft verbleven. Als deze medegedetineerde niet geschikt zou zijn voor een verblijf op een afdeling met een gemeenschapsregime, dan zou hij naar een andere setting zijn overgebracht.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid in beklag
Klager stelt (op 24 mei 2022) dat de directeur zijn veiligheid niet heeft gewaarborgd, omdat hij zeven weken in een meerpersoonscel heeft verbleven met een medegedetineerde aan wie een tbs-maatregel is opgelegd. Dit kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).
In de door klager gestelde omstandigheden, zou het niet waarborgen van zijn veiligheid in verband met zijn samenplaatsing in een meerpersoonscel met een tbs-gestelde gedurende zeven weken een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur kunnen zijn. Daarom heeft klager voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag.
Inhoudelijk
Klager stelt dat hij op 4 april 2022 in een meerpersoonscel werd geplaatst. Hij kwam erachter dat zijn celgenoot is veroordeeld tot een tbs-maatregel. Nadat ze dit hadden gemeld bij de directie, is de celgenoot door een psycholoog onderzocht en moest de celgenoot op 20 mei 2022 uit de meerpersoonscel worden geplaatst. Dit gebeurde echter pas op 23 mei 2022. Volgens klager heeft hij zeven weken risico gelopen en had er van alles kunnen gebeuren.
De toewijzing van een verblijfsruimte gaat gepaard met een op de gedetineerde toegespitste belangenafweging. Het generiek uitsluiten van tbs-gestelden van plaatsing in een meerpersoonscel is – vanwege de grote verschillen binnen deze groep, zowel in (psychische) problematiek als in delictdynamiek – rechtens niet juist (RSJ 22 augustus 2024, 23/34125/GA). Hoewel klagers celgenoot is veroordeeld tot een tbs-maatregel, leidt de beroepscommissie uit het standpunt van de directeur af dat de celgenoot op 4 april 2022 als geschikt is beoordeeld voor plaatsing in een meerpersoonscel (aan de hand van de wegingsfactoren in artikel 11a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden) en dus niet beschikte over een contra-indicatie. Er waren geen aanwijzingen dat de celgenoot vanwege zijn psychische gesteldheid niet met klager in een meerpersoonscel kon verblijven. Hoewel klager dit betwist, is uit het door de directeur ingestelde onderzoek naar aanleiding van klagers klacht gebleken dat klager en de betreffende medegedetineerde er zelf voor hadden gekozen om samen in een meerpersoonscel te worden geplaatst.
Op grond van het bovenstaande ziet de beroepscommissie geen aanknopingspunten voor klagers stelling dat zijn veiligheid niet is gewaarborgd bij zijn plaatsing in een meerpersoonscel met de betreffende celgenoot. Het is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken. De beklagrechter heeft het beklag terecht ongegrond verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 3 februari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. dr. R.S.T. Gaarthuis en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter