Nummer 24/42317/JA
Betreft [klager]
Datum 18 december 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
de directeur van de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Teylingereind te Sassenheim (hierna: de directeur)
1. De procedure
[Klager], geboren op […] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de vermissing van zijn vest bij binnenkomst in de inrichting.
De beklagcommissie bij de JJI Teylingereind heeft op 22 juli 2024 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €25,- (TE 2024/309). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], directeur forensische zorg van de JJI Teylingereind, gehoord op de zitting van 28 november 2024 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.
De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid.
Mr. A. Laagland, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Volgens de beklagcommissie is de inrichting altijd verantwoordelijk voor een (vermeende) vermissing van een voorwerp als de jeugdige niet wil tekenen voor ontvangst. Dat is een onwenselijke situatie en in strijd met eerdere uitspraken van de beroepscommissie, zoals RSJ 14 oktober 2021, 21/21696/TA. Dat de directeur volgens de beklagcommissie niet heeft betwist dat klager een vest is kwijtgeraakt, dekt hier niet de lading. Het is niet aan de directeur om de betrouwbaarheid van de klacht op die manier in twijfel te trekken. De beklagcommissie gaat ook ten onrechte ervan uit dat het vest niet in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad of tijdens het vervoer is kwijtgeraakt.
Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn vest vermist is geraakt tijdens de invoerprocedure. Uit het dossier blijkt dat de medewerkers van de Binnenkomstafdeling Delinquenten (BAD) en de beveiliging de ontvangen goederen uiterst nauwkeurig hebben geregistreerd. Er is geen reden om aan de nauwkeurigheid van de registratie te twijfelen. Het is niet aannemelijk dat een item ontbreekt. Alle kleding die op de lijst is vermeld, heeft de groepsleiding samen met klager gecheckt en was op de kamer aanwezig. Bovendien heeft de teamleider gehoord dat klager heeft gezegd dat zijn vest op de doos lag en niet in de doos. Klagers verhaal heeft juist de vraag opgeroepen of hij zelf zorgvuldig met het vest is omgegaan. Het is niet de bedoeling dat alles wat een jeugdige beweert kwijt te zijn automatisch moet worden vergoed, ondanks de zorgvuldige procedure aan de zijde van de inrichting. Van een inrichting kan niet meer worden verwacht dan in klagers geval is gedaan.
Bij een overplaatsing vult de zendende inrichting een uitvoerlijst in. De ontvangende inrichting beschikt over een invoerlijst, die bij de BAD wordt ingevuld aan de hand van de goederen die in de ontvangen doos zitten. De jeugdige gaat vervolgens naar zijn kamer en de doos wordt van het BAD naar de kamer gebracht. Soms brengt de jeugdige de doos zelf naar zijn kamer. Terwijl de doos door een BAD-medewerker wordt gecheckt, ondergaat de jeugdige in dezelfde ruimte de ‘intakeprocedure’.
Vraag is wie voor de vermissing verantwoordelijk is. Het is niet bekend waar het vest was toen klager werd overgeplaatst. Als klager het aanhad, dan was hij zelf verantwoordelijk. Als hij het vest in de doos heeft gedaan, dan is allereerst het JC Zaanstad als verzendende inrichting verantwoordelijk, dan de Dienst Vervoer & Ondersteuning en vervolgens pas de JJI Teylingereind. Klager had duidelijk moeten maken waar het vest is kwijtgeraakt. Als klager contact had gewild met het JC Zaanstad, dat was dit vanzelfsprekend mogelijk geweest. Het is niet de verantwoordelijkheid van de JJI Teylingereind om de uitvoerlijst van het JC Zaanstad te overleggen. De directeur zegt toe dit (indien mogelijk) alsnog te doen, op verzoek van de beroepscommissie.
Standpunt van klager
Klager heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Klager is bij zijn overplaatsing van het JC Zaanstad naar de JJI Teylingereind een zwart vest van het merk Nike kwijtgeraakt. De beklagcommissie vindt het aannemelijk dat dit is gebeurd ergens tijdens de invoerprocedure in de JJI Teylingereind. Hoewel de beroepscommissie deze conclusie op grond van de stukken en van wat ter zitting is besproken niet kan bevestigen (er zijn namelijk nog meer scenario’s denkbaar), ziet zij onvoldoende aanleiding om het beroep van de directeur gegrond te verklaren. Zij motiveert dit als volgt.
De directeur heeft opgemerkt dat het niet aan hem is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van klager (de beroepscommissie begrijpt: ten aanzien van de vermissing van het vest). De directeur heeft evenwel niet gesteld dat klager daarover niet naar waarheid heeft verklaard. De beroepscommissie gaat er daarom van uit dat het vest inderdaad vermist is geraakt. Volgens de Circulaire vrachtvervoer en aansprakelijkheid bij schade (d.d. 5 juni 2023) gaat de aansprakelijkheid over op de ontvangende inrichting, als de ontvangende inrichting voor ontvangst van de eigendommen heeft getekend. Het staat niet ter discussie dat de JJI Teylingereind heeft getekend voor (een goede) ontvangst van de doos met de spullen van klager. De genoemde Circulaire regelt in zo’n geval dat de ontvangende inrichting, dus in dit geval de JJI Teylingereind, aansprakelijk is voor vermissing van het vest van klager.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur, ook in beroep, onvoldoende onderbouwd waarom de aansprakelijkheid voor de vermissing niet bij de JJI Teylingereind ligt. Het enkele feit dat de medewerkers van de BAD volgens de directeur zorgvuldig hebben gehandeld, is hiervoor niet voldoende doorslaggevend. Aan de hand van in ieder geval de uitvoerlijst van het JC Zaanstad, althans informatie vanuit het JC Zaanstad hierover, had kunnen worden nagegaan of het vest van klager in het JC Zaanstad is uitgevoerd, om zodoende vast te kunnen stellen of het vest misschien in het JC Zaanstad is achtergebleven. Het had op de weg van de directeur gelegen om dergelijke informatie in te brengen, maar dit is niet gebeurd. De directeur heeft ter zitting toegezegd (indien mogelijk) de uitvoerlijst van het JC Zaanstad in het geding te brengen. Er is na de zitting geen bericht meer ontvangen van de zijde van de directeur. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat niet de redelijkerwijs te verwachten inspanningen zijn gedaan om het vest boven water te krijgen, en dat de aansprakelijkheid voor de vermissing van klagers vest daarom in dit geval ligt bij de JJI Teylingereind als ontvangende inrichting.
De beklagcommissie heeft het beklag dan ook terecht gegrond verklaard. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Deze uitspraak is op 18 december 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, dr. J.G. Vinke en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter