Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34368/GA, 4 februari 2025, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer          23/34368/GA

Betreft [klager]

Datum 4 februari 2025

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur om klager bij binnenkomst in de PI Krimpen aan den IJssel in het basisprogramma te plaatsen.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 4 juli 2023 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2023-479). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouw gehoord op de zitting van 29 oktober 2024 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

De directeur heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is op 23 maart 2023 gedetineerd in het huis van bewaring in het Detentiecentrum Schiphol (DC Schiphol) in verband met de tenuitvoerlegging van een onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Op 15 mei 2023 is klager overgeplaatst naar de PI Krimpen aan den IJssel (gevangenisregime) en in het basisregime geplaatst. Klager heeft direct aangegeven bij zijn casemanager dat hij al zeven weken had verbleven in DC Schiphol en in aanmerking kwam voor plaatsing in het plusregime. Klager heeft correct gedrag laten zien. De casemanager heeft klager te kennen gegeven dat er in DC Schiphol niet gewerkt wordt met een basisregime en plusregime en er zou navraag zijn gedaan over het gedrag van klager. Klager heeft navraag gedaan bij een medegedetineerde en daarvan een promotiebeslissing ontvangen waaruit blijkt dat er in DC Schiphol (zelfs op de arrestantenafdeling) wordt gewerkt met promoveren en degraderen. De informatie die klager van de casemanager heeft ontvangen is onjuist. De PI Krimpen aan den IJssel had bij DC Schiphol verder dienen te informeren over het gedrag van klager binnen DC Schiphol en op basis daarvan had een promotiebeslissing genomen dienen te worden. Verwezen wordt naar uitspraken van de beroepscommissie (RSJ 18 juni 2018, R-184, RSJ 28 april 2017, 17/0190/GA en RSJ 1 mei 2023, 21/21880/GA).

Klager heeft fors nadeel ondervonden aangezien hij door de plaatsing in het basisregime gedurende dertien weken minder vrijheden heeft kunnen genieten. Zo kan hij in het basisregime enkel in het weekend met zijn dochter bellen (zij is schoolgaand en tijdens de twee recreatiemomenten in het basisregime doordeweeks niet bereikbaar) en kan hij geen bezoek ontvangen van zijn dochter, nu bezoek in het weekend is voorbehouden aan het plusregime.  

Dat DC Schiphol binnen zes weken een promotiebeslissing had moeten nemen, doet op geen enkele manier af aan de eigen verantwoordelijkheid van de PI Krimpen aan den IJssel. Naar uitspraken in soortgelijke zaken wordt dan ook verwezen in het beroepschrift. Daarnaast was klager door de casemanager te kennen gegeven dat er ook geen nieuwe beslissing zou worden genomen, maar pas nadat klager zes weken in de PI Krimpen aan den IJssel had verbleven. Ter zitting heeft klager aangegeven dat hij na ongeveer vijf weken na binnenkomst is gepromoveerd.

 

Standpunt van de directeur

Om na te gaan of een gedetineerde in het bezit is van een promotiebesluit wordt het landelijke systeem geraadpleegd, wat ook is gedaan. Indien er in dit systeem geen promotiebesluit is opgenomen, hetgeen niet het geval was, wordt de gedetineerde in het basisprogramma geplaatst. Verder heeft de casemanager contact opgenomen met DC Schiphol, waaruit niet is gebleken van een promotiebesluit aldaar.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) beslist de directeur over promotie en degradatie van een gedetineerde. Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling heeft een gedetineerde aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag positief scoort gedurende een periode van zes weken. Voorafgaand aan een beslissing over promoveren dient de directeur een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging te maken. Bij deze beslissing dient de directeur de detentieduur en het gedrag in een vorige inrichting, al dan niet een gevangenis, te betrekken (vergelijk RSJ 18 juni 2018, R-184).

Klager is op 23 maart 2023 gedetineerd in het huis van bewaring van het DC Schiphol. Op 15 mei 2023 is klager overgeplaatst naar het gevangenisregime in de PI Krimpen aan den IJssel. Klager heeft op 22 mei 2023 een klaagschrift ingediend omdat hij toen al acht weken gedetineerd was, maar nog niet beoordeeld was in het Psycho Medisch Overleg (PMO) en de directeur hem bij binnenkomst in de PI Krimpen aan den IJssel in het basisprogramma had geplaatst.

Op grond van de beschikbare informatie is niet duidelijk geworden of, en zo ja wanneer, er in DC Schiphol gedurende klagers verblijf van zeven weken een beslissing is genomen inzake promoveren. Dat is echter niet het onderwerp van de voorliggende klacht - die ziet immers op de beslissing van de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel - en kan bij de beoordeling van dit beroep verder in het midden blijven vanwege het volgende. De directeur van de PI Krimpen aan den IJssel heeft beslist om klager bij binnenkomst in de inrichting in het basisprogramma te plaatsen. De directeur hoort bij die beslissing dus het gedrag dat klager in DC Schiphol heeft laten zien mee te nemen in de belangenafweging die hij maakt.

De directeur van de PI Krimpen aan den IJssel heeft nadere informatie over klager ingewonnen, in die zin dat is nagevraagd of klager in DC Schiphol was gepromoveerd. De beroepscommissie begrijpt dat uit het systeem bleek dat dit niet het geval was. Verdere informatie over het gedrag van klager volgt niet uit het dossier en het is onduidelijk of de PI Krimpen aan den IJssel daar navraag naar heeft gedaan of op andere wijze hierover heeft beschikt, temeer omdat de directeur heeft aangegeven dat als niet uit het systeem blijkt dat er in de eerdere inrichting een promotiebeslissing is genomen, de gedetineerde in het basisprogramma wordt geplaatst. Daar komt bij dat de casemanager volgens klager zou hebben gezegd dat in DC Schiphol niet zou worden gewerkt met promoveren en degraderen.

De beroepscommissie is van oordeel dat een check in het systeem of een gedetineerde in een eerdere inrichting was gepromoveerd, niet kan worden gezien als het meewegen van het gedrag dat de gedetineerde in een eerdere inrichting heeft vertoond. Nu niet voldoende is gebleken dat de directeur het (goede) gedrag van klager heeft meegewogen, is de beslissing onvoldoende gemotiveerd en moet bij deze stand van zaken als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt (vergelijk RSJ 18 juni 2018, R-184).

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €40,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.

Deze uitspraak is op 4 februari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. dr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven